De Apenrots (vervolg)
Ik zit niet naast een reus, dus ik zit naast een frequent flyer.
Voor een plek bij de nooduitgang kun je extra betalen, maar dat doet niemand. De rijen zouden grotendeels leeg zijn – slechts sporadisch bevolkt door mensen met een lengte boven de twee meter – als reizigers die heel vaak vliegen er niet ook mochten zitten. Hier zitten de beste klanten. Het is de rij met het gouden randje.
Mijn buurman heeft zijn linker elleboog net iets te ver over de stoelleuning gelegd, waardoor ik toch nog krap zit. Hij telefoneert luid en opzichtig totdat de stewardess zegt dat het mobieltje nu echt uit moet.
“Henk, ik moet ophangen van deze mevrouw. Ik bel je als ik geland ben. Wat? Ja, regels zijn regels hè.”
Zichtbaar geïrriteerd stopt hij zijn telefoon in de stoelzak. De stewardess dwingt zichzelf tot een glimlach. Na de start komt ze langs met haar karretje. Wil meneer wat drinken? “Koffie en jus d’orange,” klinkt het kortaf. En een glaasje water. En een extra sandwich. Ze glimlacht nog steeds.
Dan zijn we geland. Onmiddellijk staat de man naast mij op, hoewel er rechts van hem nóg iemand zit. Hij kan er niet uit en stoot bijna zijn hoofd. Hij gaat weer zitten.
Eindelijk mag hij eruit, haast zich naar de uitgang. Daar staat ze, de stewardess met de glimlach. “Tot ziens meneer, fijne dag nog.”
Gegrom: “Der-tig minuten te laat! En dat voor de eerste vlucht van de dag!”
Let op dat tweede zinnetje. Het is codetaal voor: hier spreekt een kenner. Hier spreekt iemand die precies weet dat dit de eerste vlucht van de dag is, en dat die niet vertraagd hoort te zijn. Hij kan het weten. Hij doet dit iedere week. Hem maken ze niets wijs.
Haar glimlach is weg.
Vertraging is altijd vervelend, maar het cabinepersoneel hierop aanspreken is zoiets als de kassajuffrouw verwijten dat de melk zuur is. Het slaat niet alleen nergens op, het getuigt ook van een volkomen vertekend beeld van de werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin niemand je ooit tegenspreekt. Waarin alles vanzelfsprekend gaat en waarin alles en iedereen meebeweegt – zelfs een vliegtuig van 33 ton. Een werkelijkheid ver verheven boven de rest: op de top van de apenrots.
Het is al gezegd: speciale privileges wennen snel. Wat nooit went, is een koude douche.
Terwijl hij het vliegtuig uit stapt, de trap op, gebeurt het. Hij grijpt naar zijn binnenzak; kijkt achterom: zijn mobieltje! Henk zit nog in de stoelzak.
Tegen de stewardess: “Pardon… ben mijn telefoon vergeten… mag ik…”
Maar daar komt haar collega al aan, mét mobieltje. “Dank u,” fluistert hij, voor heel even weer onderaan de rots. Dan herpakt hij zich. Terwijl hij de trap afstapt, toetst hij boos het nummer van Henk in.
Op de grond, maar terug in de wolken.
[su_box title=”Columns” style=”glass”]
Meer columns van Lodewijk Oudshoorn
Alle columnisten[/su_box]