Mochten ruimtewezentjes ooit de Aarde komen bezoeken, dan zullen ze zich over veel dingen verbazen, maar het meest verbijsterd zullen ze zijn over de instapprocedures op luchthavens.
Dat een paar honderd man al een uur van te voren bij de gate staan te dringen om allemaal als eerste het toestel te mogen boarden – hetzelfde toestel, waarin alle passagiers op precies hetzelfde moment vertrekken en op precies hetzelfde moment aankomen – dat is toch andere koek dan Help, Mijn Man is Klusser!, of de schilderijen van Jackson Pollock.
Onze afkeer van wachten in lange rijen is zo groot, dat je in Amerika al kunt betalen om eerder te mogen instappen. Let wel: je zit nog steeds beroerd, met weinig beenruimte en de armen van je buurman in je maag, maar je bent tenminste eerder binnen dan hij. Kassa!
In Europa is het zover nog niet, maar ook hier kun je bij veel maatschappijen een vorm van “speedy boarding” bovenop je ticket kopen, waarmee je eerder naar binnen mag en meestal ook een (iets) betere stoel kunt bemachtigen. Betalen zónder dat je daar een betere stoel voor terugkrijgt, is de logische volgende stap.
En er is absoluut een markt voor. Want hoe absurd iedereen dit fenomeen nuchter beschouwd ook vindt (en dit tijdens het voordringen vaak ook op luide toon verkondigt), iedereen doet er wel mooi aan mee.
Ik ook, al heb ik als frequent flyer makkelijk praten.
Terwijl ik allang met mijn benen uitgestrekt lig te loungen op mijn extra ruime plek bij de nooduitgang, zie ik hoe de andere passagiers op de trap staan te kleumen of lopen te klungelen met veel te veel handbagage. Die natuurlijk niet meer in de bagagerekken past.
Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik die Amerikaanse toestanden begrijp. Het is niet zozeer het wachten waar we ons aan ergeren – nee, we ergeren ons aan al die ándere mensen. Al die honderden onbekenden, met hun koffers en hun tassen en hun jassen en hun telefoongesprekken en hun gekwebbel en hun jengelende kinderen. Die óók allemaal zo snel mogelijk naar binnen willen. Wie denken ze wel dat ze zijn?
En bij het uitstappen begint het hele circus weer opnieuw. Wie vooraan zit, is eerder het vliegtuig uit. Dat heeft natuurlijk concrete voordelen: zelf kan ik bijvoorbeeld vaak nog net mijn trein halen, of de enorme rij bij de taxistandplaats vóór zijn.
Maar sommige luchthavens doen, bewust of onbewust, niet mee aan al die onzin. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij vliegvelden waar je per shuttlebus naar de terminal gebracht wordt. Degenen die als eerste het vliegtuig uitstappen, stappen ook als eerste de bus in – en staan dus helemaal achteraan als de bus vol is!
Dan staan de business class reizigers en de frequent flyers opeens knarsetandend te wachten tot al die toeristen eindelijk hun boemeltje bij elkaar gepakt hebben en ook zij de benauwde bus mogen verlaten. First in, last out. Zouden ze daar in Amerika ook iets op verzonnen hebben?
Column Lodewijk Oudshoorn
Vanaf Schiphol vliegt Lodewijk wekelijks naar diverse bestemmingen in Europa en Azië. In 2013 vloog hij voor zijn werk ongeveer 150.000 km en heeft een onder andere een platinum Flying blue card. Deze frequent flyer schrijft een tweewekelijkse column op Upinthesky. Lees alle columns hier.