De zon zet al langzaam aan richting de verre horizon. Het duurt nog een uurtje maar achter mij sluipt de donkere avond vanuit de verte langzaam dichterbij. De laatste zonnestralen geven hun warmte af, terwijl de wind langzamerhand aanwakkert tot een lichte bries. Rustig zit ik op het hekje dat de rest van de wereld scheidt van het vliegveld, een sigaret in de hand en een glaasje fris ergens op een tafel waar het vliegveld ophoudt en het clubhuis staat. Het laatste zweefvliegtuig gaat omhoog, terwijl een ander zweefvliegtuig net naast het clubhuis landt om schoongemaakt en gestald te worden. Met sponzen en schoonmaakdoekjes gewapend in de linkerhand, een wisser in een volle emmer om de rechter arm, staan de leden van de zweefvliegclub klaar om hard aan het schrobben te gaan om hun geliefde zweefvliegtuigvloot schoon te houden. De muggen, vliegjes, vuil, vogelpoep en stukjes gras worden zorgzaam van de vleugels afgeschrobd, om zo de lak niet te schaden. In de verte kan ik een hoog piepend geluid onderscheiden, een paar mensen in het vliegveld duiken neer of proberen zichzelf zo laag mogelijk te houden. Des te luider het piepen te horen is, des te beter het zicht op het daarnet opgestegen zweefvliegtuig dat omlaag komt met een enorme snelheid. Net voordat het vliegtuig in de grond zou duiken trekt hij weer ietsje omhoog en blijft met hoge snelheid recht over het veld zweven. Aan de rand van het veld trekt de piloot zijn kist weer omhoog tot minstens honderdtachtig meter en begint aan zijn procedure om te landen naast het clubhuis.
De al schoongemaakte zweefvliegtuigen worden op een ijzeren pallet met wieltjes gezet door minstens vier personen. Deze vliegtuigen worden teruggeduwd richting de hangaar om zo teruggeplaatst te worden in de hangaar. Het terugplaatsen is voor ons altijd een kunst, want hoe gaan we de zweefvliegtuigen in de hangaar naast elkaar laten passen? We plaatsen de vliegtuigen met een enorme zorg naast, onder en boven elkaar. Het terugplaatsen is als een puzzel met puzzelstukken die onder of boven de honderdduizend euro per stuk kunnen kosten. De kleinste schade betekent al een complete check van het vliegtuig: fouten worden dus niet getolereerd. De eerste leden komen door het hekje dat de normale wereld van het zweefvliegen scheidt. Dorstig na een lange vliegdag zullen zij een drankje willen drinken, maar eerst moet de vliegdag in het persoonlijke logboek gezet worden: de vliegtijden, het type toestel, waar ze zijn geland, wat beter kon en hoeveelste vlucht dit was worden ingevuld in dit logboekje. De startlijsten in de computer worden uitgeprint met de vluchten van de dag. De sleeplijsten voor de sleepvlieger die de zweefvliegtuigen naar boven heeft getrokken en de vliegtuiglijst die de vluchten van die dag per toestel aangeeft om de onderhoudspapieren in te vullen. Mijn peuk uitdrukkend in de asbak naast mij, neem ik een laatste slok van m’n glaasje fris. ‘Kan ik jullie wat te drinken aanbieden?’ is mijn vraag aan de vermoeide vliegers van deze dag, mijn dienst als barman begint.
Het eten is al geregeld met de lokale Chinees en de avond begint dan echt met het verdwijnen van de zon achter de bewolkte horizon in een oranje en roze gloed. In het laatste licht van de kleurige nagloei is het verschil in de leeftijdscategorieën moeilijk te onderscheiden. We hebben leden van in de 80 met een nog kinderlijke glimlach en leden zo jong als 14 met een bezorgde blik over hoe zij die dag hebben gevlogen. De leeftijden zijn altijd divers in een club zoals de onze maar de verschillen lijken toch minimaal als ik rondkijk. Er zijn natuurlijk meerdere groepjes onderling, zoals de instructeursgroep, maar ook hier lopen de leeftijden tussen de 22 en de 68 jaar. De jongeren staan voornamelijk bij elkaar en praten over de volgende vliegshow waar zij heen willen gaan te midden van een 54-jarige vlieger. De rest van de leden zit verspreid zowel binnen als buiten en is bezig met hun avondeten, de glaasjes fris, wijn en speciaal bier. Op het nu lege vliegveld staat een groepje van modelvliegtuigliefhebbers, nog enthousiast bezig met de modellen. De “zoemer” nadoen van die dag, wat met een enorme snelheid laag over het veld vliegen is.
De auto met het brandhout komt langs de club om haar belading te lossen. Sommige leden staan op om het brandhout onder het afdakje te stapelen, een collectief zonder enig leider. Een bankje komt ineens van God weet waar tevoorschijn, getild door wat meer ervaren leden van de club met een dikke grijns. Een pikhouweel komt tevoorschijn van achter de struik of werkplaats en al snel willen ook de jongere leden een slag in het bankje slaan. Het kampvuurtje wordt gebouwd door het hout op te stapelen. Er zijn geen aanmaakblokjes of -houtjes nodig om dit tot een prachtig vuurtje te bouwen. Een van de leden is al verdwenen in de hangaar om wat AVGAS van ons sleepvliegtuig te halen, want onze kampvuurtjes beginnen met een steekvlam. Een rol van papier wordt om een houtblok gewonden terwijl een instructeur zijn brandende peuk op het papiertje drukt. De lichte vlammen komen van het omgewikkelde papier vandaan. Het jonge lid dat de AVGAS is gaan halen staat klaar met zijn bekertje met brandstof. Na een paar seconden zie ik hem de beweging maken, het subtiel naar achter trekken van zijn arm om dan volop de brandstof in het bekertje op de nog jonge vlammen te gooien. Onmiddellijk lost de brandstof op om tot vlammen te vormen die door de rook-kokerconstructie schiet, dit fenomeen is wat wij zweefvliegers voor de grap explosieve thermiek noemen. Naarmate de tijd verstrijkt komen de leden van de club steeds dichter bij elkaar rond het kampvuur. De gedeelde ervaring van het zweven, het kampvuur en de algemene interessegebieden maakt dat er altijd een gevoel van acceptatie wordt gevonden zonder dat er al te lang een stilte valt. De enige momenten dat de leden echt stil zijn rond het clubhuis is als ze naast het kampvuur zitten, stil starend naar de langwerpige roodgele vlammen van de verkoolde stukken hout, opgaand in de mysterieuze kleurencombinatie die voor ieder een andere betekenis heeft. Langzaamaan vertrekken de mensen in de auto, op de brommer of met de fiets. Sommige vertrekken richting de trein voor een feestje ergens in Nederland en anderen meteen richting huis. Ik ruim het clubhuis op en sluit alles af. Een laatste sigaretje rook ik nog in stilte op, uitzicht op het donkere veld onder de warme, gloeiende restanten van het vuur. De lichten van mijn fiets doe ik aan en de overgebleven gloeiende kolen van het vuurtje maak ik uit. Ik stap op mijn fiets en de vliegdag is officieel afgelopen met mijn vertrek. Eenzaam laat ik het clubgebouw achter, zij zal verlaten liggen tot de zon opkomt morgen om dagen zoals deze weer te herleven.
Geschreven door Bart Marcelis