De vrijdagavondvlucht van Heathrow naar Amsterdam leek helemaal vol. Stropdassen, pakken en goed gevulde zakken: the usual suspects. Helemaal vol, op één stoel na: links naast mij.
Rechts zat een studentikoos heerschap met een enorme baard en een braaf colbertje, maar de windowseat naast me was nog onbezet. Het ‘stoelriemen vast’ lampje ging aan. Ik wisselde een blik met de student. Hij leek hetzelfde te denken: er blijft een stoel vrij, dat betekent meer ruimte! Ik begon mijn veiligheidsgordel al los te maken om door te schuiven, toen ik achter me een vrouwenstem hoorde. Of eigenlijk twee.
In het gangpad stond een jonge vrouw met een grote babytas. Ze praatte op gedempte toon met de stewardess, die een baby vasthield terwijl de student en ik opstonden om voor moeder en kind plaats te maken. Ze kwamen naast me zitten en de moeder gespte onhandig de speciale babygordel om.
De vrouw was slank, modieus gekleed en leek me van Pakistaanse afkomst, al was dat nergens op gebaseerd. Wat ik wel wist is dat ze verbluffend mooi was, net als de baby op haar schoot trouwens. Het kindje – ik denk dat het een meisje een was, misschien net drie maanden – keek me schaamteloos en onderzoekend aan. Ik lachte terug, ik geloof dat ik zelfs zwaaide. Wat moet een mens?
Meestal zijn baby’s en kinderen in vliegtuigen synoniem voor ellende, frustratie en zelfs hoog oplopende ruzies, maar het kindje naast me viel vrijwel direct in slaap. Een wolk van een baby en een oogverblindende moeder. Het kon slechter.
Toen zag ik, min of meer per ongeluk, dat ze op haar telefoon in het Engels aan het whatsappen was met iemand. “My life is too stressful,” zag ik haar typen. “It’s too much. I feel that I can’t take it anymore.” Beschaamd keek ik een andere kant op.
Ze was nog steeds met haar telefoon bezig terwijl we opstegen. Ik zag nu dat ze een filmpje aan het bekijken was: het beeld was ingezoomd op een ouderwetse ziekenhuismonitor waarop weer een ander filmpje speelde. Ik dacht eerst dat het beelden van een ongeboren baby-in-de-buik waren, maar toen ik beter keek zag ik dat de camera nog veel meer stond ingezoomd. Het leken een soort bacteriën, of virussen, vergroot met een microscoop.
De hele vlucht – ik overdrijf niet – bleef de vrouw naast mij naar die beelden kijken. Geen enkele keer keek ze uit het raam of naar haar kind, laat staan naar mij. Ze ging volledig op in de beelden op haar smartphone. Wat betekenden die beelden? Waarom keek ze er zo gefascineerd naar? Wat hadden ze te maken met haar stressvolle leven?
En opeens zag ik dat ze niet alleen verpletterend mooi was, maar ook ondraaglijk bedroefd. De charmante wallen onder haar ogen, die ik eerder voor een bewijs van natuurlijke schoonheid had aangezien, herkende ik nu als teken van grote zorgen en vermoeidheid. Dat verklaarde misschien ook waarom haar baby zo goed sliep.
Even vergat ik de werkgerelateerde onzin op mijn eigen blackberry. Ik vergat de turbulentie en de ‘bumpy landing’ op Schiphol. Bij het uitstappen reikte ik haar haar jas aan. Ze knikte als teken van dank. Toen was ze weg.