De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI), het strategisch adviescollege voor de regering, kwam vorige week met een advies over de Mainports Rotterdam en Schiphol, getiteld “De Mainport(s) voorbij”. De steun van en het sturen door de overheid op de mainports Schiphol en Rotterdam hebben hun langste tijd gehad lijkt de strekking van het advies.
Laat ik me beperken tot Schiphol. De Raad constateert onder meer dat Schiphol niet opvalt door bovengemiddelde groeicijfers en stelt dat Schiphol niet meer kan worden aangeduid als de motor van de (Nederlandse) economie. Als voorbeelden van groei sectoren waar Nederland het in de toekomst wel van moet hebben noemt de Raad de Amsterdam Internet Exchange en de Brainport regio Eindhoven. Er lijkt bij de deskundigen weinig misverstand te bestaan over het feit dat goederenstromen als gevolg van technologische ontwikkeling een meer footloose karakter krijgen, maar dat geldt mijns inziens evenzeer voor het voorbeeld dat de Raad zelf presenteert en als het witte konijn uit de hoed, zoals de Internet Exchange.
De Raad komt met een “belangrijke” eyeopener door te stellen dat de grootste verdiensten van Schiphol niet zitten in de tarieven voor start en landingen, maar in de exploitatie van diensten voor reizigers. Helaas kan de ene inkomstenbron niet zonder de andere, zo liet de voorman van ACI Europe, Olivier Jankovec, in dezelfde week weten tijdens een uitstekende presentatie tijdens de jaarlijkse Airneth bijeenkomt. De winstgevendheid van de best presterende luchthavens in Europa wordt in belangrijke mate bepaald door het bieden van een integraal product.
Maar de Raad stelt dat deze samenhang tussen land en airside niet wezenlijk verschilt van andere plekken met grote stromen passagiers, zoals bijvoorbeeld het station van Utrecht. Van een dergelijke opmerking zakt toch spontaan je broek naar beneden. Volgens de Raad niet langer sturen op volumegroei (economies of scale) maar meer kijken naar economies of scope. Dat is wat de Nederlandse overheid echter precies sinds jaar en dag tracht na te streven. Een samenhangend netwerk van verbindingen naar alle belangrijke steden en centra in de wereld. Juist daar blijkt volgens Jankovec Schiphol beter te scoren dan de Europese concurrenten, maar de wereld verandert volgens de Raad en andere luchthavens in de wereld concurreren met Schiphol dus moeten de bakens maar eens verzet worden.
Overigens leidt de dual till methode die op Schiphol wordt gehanteerd, wel tot een interessante beleidsvraag voor Den Haag en wel of dit systeem van regulering niet in de afgelopen tijd achterhaald is en zou moeten worden vervangen door een andere manier van regulering waarbij meer aan de marktpartijen zelf zou moeten worden overgelaten. Jankovec toonde aan dat luchthavens steeds minder gezien kunnen worden als monopolisten en (zeker in Europa) hevig met elkaar concurreren om de gunst van de luchtvaartmaatschappijen en daardoor zou een andere wijze van contractuele relatie tussen luchtvaartmaatschappijen en luchthaven beter passen. Onder andere door de luchthaven Gatwick is de dual till methodiek al losgelaten en wordt op een andere manier de contractuele relatie tussen luchthaven en luchtvaartmaatschappijen vorm gegeven. Transparantie is wel het sleutelwoord dat bij deze nieuwe relatie past.
De Raad wil in de toekomst sturen op economische kerngebieden. Onderlinge interactie en samenhang is het credo van de Raad om Nederland interessant te houden als vestigingsklimaat voor bedrijvigheid. De Raad adviseert om verschillende investeringen af te wegen op hun effect op het vestigingsklimaat en te kiezen voor de investeringen met het grootste effect. Daarin scoort Schiphol (dus) laag en met deze constatering wordt de mainport Schiphol volgens mij min of meer ten grave gedragen. Gelukkig realiseert de Raad zich dat voor een hub functie een kritische massa nodig is, maar het hanteren van een volume doelstelling is volgens de Raad wezenlijk iets anders dan in maximaal volume en maximale groeidoelstellingen denken. Optimaal en groot genoeg is het credo.
Soms is het beter om er maar het zwijgen toe te doen en dat doe ik dan ook maar. Gelukkig hebben we de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur om onzin uit te kramen.