Ik schrijf dit stukkie vlak voordat het tweede debat tussen de Amerikaanse presidentskandidaten begint. Eigenlijk wil niemand dit zien: een obligaat toneelstukje van de gevestigde orde. Met twee dinosauriërs als deelnemers zal het ook deze keer geen echt spannende race worden. Wel weer grappig dat tegenover de T-Rex een T-Rump staat. Zelfs in zijn eigen kluppie geloofde bijna niemand dat deze clown zich zou kwalificeren voor de race.
Laten we eerlijk zijn, de man staat hier natuurlijk niet omdat hij zo’n begenadigd politicus is. Met een mediabudget dat het BNP van een ontwikkelingsland overstijgt en een massa stemvee kun je in die Nieuwe Wereld aan de andere kant van de plas een hoop voor mekaar krijgen. Als je maar hard en vaak genoeg schreeuwt hoe goed je bent (of: hoe slecht de ander is), hoort niemand nog de oorverdovende stilte van je boodschap. Dat geldt wat mij betreft ook voor Hillary, overigens.
Het is nu nog maar een kleine sprong naar de luchtvaart. Ook hier riekt het naar Jurassic Park, naar het territorium van doorgelegen airline mastodonten, die hun handel vandaag alleen nog maar de lucht in kunnen krijgen omdat overheden vroeger protectionistische Viagra uitdeelden. Het zijn couchpotatoes geworden, verslaafd aan de kunstmatige beademing.
Op een ochtend schrokken ze wakker in een nieuwe wereld. Toen ze uit het raam keken, zagen ze de nieuwe buren. Wat zeg ik: de hele straat ineens vol met nieuwe mensen. Jonge mensen, met strakke lijven. Energieke en fitte gasten, elke dag voor vijven uit de veren om vijftig push-ups te doen, voordat ze aan hun hardlooprondje beginnen. Daar stonden ze dan, met hun genereuze horecaspoilers en stoppelige onderkinnen. De nieuwe bewoners bleken ook nog eens mateloos populair: file vanaf Hoevelaken wanneer ze een buurtbarbecue organiseren. Veel buitenlandse kentekenplaten ook. Maar de oude garde is niet uitgenodigd.
Dat voelt alsof er groot onrecht is aangedaan. Zo’n gevoel dat ‘men’ ook leek te hebben toen Pieter Elbers, wiens moedige leiderschap ik bewonder, onlangs sprak over het mogelijk overhevelen van KLM vluchten naar Air France.
Tere kinderzieltjes raad ik aan om deze blog nu even weg te klikken, want wat hier volgt zal bepaald geen balsem voor je zintuigen zijn: KLM is tien jaar geleden verkocht. Nee, niet ‘gefuseerd’, zoals gelijkwaardige partners dat vrijwillig doen. ‘Verkocht’: KLM probeerde al jarenlang vergeefs een fusiepartner te vinden. Te groot voor servet en te klein voor tafellaken was zelfstandig doormodderen geen optie. Verkocht middels een aandelenruil, waardoor KLM slechts op papier nog Nederlands zou blijven. Anders zouden de landingsrechten kunnen worden ingetrokken en zou de waarde van de Koninklijke een duikvlucht nemen. ‘Verkocht’ betekent handtekeningen van alle partijen onder een overeenkomst, ook onder de cijfertjes en kleine lettertjes. En als je besluit om jezelf aan de Fransen te verkopen, had je vooraf kunnen bedenken dat in hun Latijnse cultuur de zaken die niet in de overeenkomst stonden later in hun voordeel uitgelegd zouden worden.
Vergelijkbare emoties laaien soms op wanneer het over het succes van de prijsbeukers gaat. Ook dat voelt toch wat ongemakkelijk. Meestal blijft het bij een bittere afdronk van afgunst, met een harde noot van frustratie. Heel soms luiden er klokken over ‘belastingontwijking’, ‘uitbuiting van personeel’ of ‘onveilige vluchtuitvoering’. Ik weet niet wat daarvan waar is of niet, maar laat ik het er hier op houden dat ik groot voorstander ben van ongelimiteerd toezicht en bikkelharde handhaving door belastingdiensten, arbeidsinspecties en luchtvaartautoriteiten wereldwijd richting luchtvaartbedrijven, dus ook de lagekostenmaatschappijen. Aantoonbare ‘compliance’ is in deze sector van levensbelang. Letterlijk.
Maar laten we vooral ook eens naar de feiten kijken: de Ryanairs en easyJets van deze wereld hebben de eerste ronde op hun sloffen gewonnen. Ze stonden namelijk bij zonsopgang al in de ring, toen de ‘legacy carriers’ zich nog een keer omdraaiden in hun nest. De prijsbeukers hebben hun winst in de ‘shorthaul’ match dubbel en dwars verdiend. De rappe opmars van no frills dochterondernemingen als Transavia of Hop! is mosterd na de maaltijd: deze strijd is al gestreden. En verloren.
Het wordt tijd om negatieve energie om te zetten in daadkracht. De LCC zitten namelijk al in de bus op weg naar de tweede wedstrijd. Hun opstelling lijkt deze keer onvoorspelbaar.
Zo zouden ze een ‘Take the Hub’ strategie kunnen volgen: nadat ze eerst de shorthaulmarkt van de legacy carriers hebben afgesnoept, gaan ze nu hun transfermarkt aanvallen. LCC zouden het dan makkelijker maken voor hun klanten om over te stappen. Zo gaf Ryanair eerder dit jaar al aan te willen experimenteren met airside transfers in Londen en Barcelona.
Ze zouden ook kunnen inzetten op een ‘Build the Hub’ strategie. LCC als Air Asia en Scoot bedienen short- en longhaulmarkten. Op hun eigen hubs zouden ze beide netwerken aan elkaar vast kunnen knopen.
Misschien willen LCC de shorthaul-, longhaul- en transfermarkten van hun conventionele concurrenten wel tegelijkertijd aanvallen. Als de 737 MAX en A321LR straks op de markt komen zouden maatschappijen als Norwegian en JetBlue Europa met de VS kunnen verbinden, via de bekende hubs, via nieuwe ‘secundaire’ hubs of met rechtstreekse vluchten tussen kleinere steden.
Dan is er nog de alliantievorming, waarbij LCC hun krachten zouden kunnen gaan bundelen. Singapore Airlines werkt aan de integratie van LCC-dochters Scoot en Tigerair, terwijl Qantas-dochter Jetstar haar LCC-netwerken van Australië tot Japan al aan elkaar heeft gekoppeld.
Het lagekostenmodel is dus aan het doorevolueren. In steeds meer opzichten gaan LCC op legacy carriers lijken, met uitzondering van hun kostenbasis. Bescherming van de kostenbasis is dus hoogstwaarschijnlijk hun belangrijkste strategie.
Met de realiteit van deze nieuwe wereld voor ogen zouden de conventionele maatschappijen hun eigen strategie moeten ontwikkelen. Misschien moest KLM maar eens met een succesvolle LCC gaan praten in plaats van met het Ancien Regime in Parijs?