De grote Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen moeten ook aangeven hoe ‘op tijd’ hun binnenlandse vluchten zijn. Het ministerie van transport dwingt Delta, United en American daar nu toe, meldt Bloomberg.
Delta Air Lines, United Airlines en American Airlines geven op dit moment alleen de aankomsttijden vrij over de vluchten die zij zelf uitvoeren. Dit zijn vooral internationale vluchten. Veel vluchten binnen de Verenigde Staten worden uitgevoerd door feeders: kleinere maatschappijen brengen passagiers naar de grote hubs.
Over deze feedervluchten geven de drie maatschappijen geen ‘op-tijd’-data vrij. Concurrenten Southwest, JetBlue en Virgin America voeren hun vluchten binnen de VS wel zelf uit en geven daar ook data over vrij. Op basis van de ‘op-tijd’-performance worden maandelijks lijsten gemaakt met de airlines die het beste op schema vlogen en de minste vertraging hadden.
“Deze data heeft grote invloed op het imago van de maatschappij. Dat heeft mogelijk effect op de keuze die consumenten maken als ze vliegen”, stelt het ministerie van transport in een verklaring. Doordat de binnenlandse vluchten niet worden meegerekend, is het voor reizigers niet duidelijk hoe vaak Delta, American en United op tijd vliegen. Om dat onderscheid wel duidelijk te krijgen, moeten de maatschappijen ook die aankomsttijden vrijgeven.
De drie grote maatschappijen staan niet te springen om de data van de binnenlandse vluchten toe te voegen. Bij slecht weer in de VS worden die vluchten meestal geannuleerd. Delta Air Lines klopt zichzelf nu op de borst als “The On-Time Machine”, omdat de maatschappij soms dagenlang geen vlucht hoeft te annuleren. Volgens Bloomberg zou United Airlines bijvoorbeeld in juli 2014 in Seattle minder vaak ‘op tijd’ geweest zijn als de codesharevluchten ook worden meegerekend.