Omdat ik constant bang ben om te laat te komen, ga ik altijd veel te vroeg naar Schiphol. Drie à vier uur te vroeg. Maar ik verveel me nooit. Alle tijd om rond te kijken.
Je ziet er mensensoorten die elders niet meer voorkomen. Oude mannen in spijkerpakken, bijvoorbeeld. Die zie je verder nergens meer. En kleine jongetjes in een kostuumpje. En kleine meisjes in een mooie jurk. Op weg naar een verre oma en opa.
Je ziet ook nog vrouwen met beauty-cases (de meeste mensen weten niet eens meer wat dat is). Ze zijn extreem gebruind, zomer en winter. Ze zijn ergens tussen de 38 en de 78 jaar. Maar je zou nog niet op tien jaar nauwkeurig kunnen schatten hoe oud ze precies zijn. Ze dragen een twinsetje in pasteltinten. Of een mantelpak met een iets te korte rok. Veel te kort eigenlijk, gezien die ene spatader net onder de knie.
De handen van die Schipholvrouwen zitten vol rimpels, wratjes en bruine vlekken. Hun gezichten niet. Die zijn glad en rimpelloos. Van de pancake en de foundation. Van het botoxxen en de face lifts. Ze strálen daardoor op een heel bijzondere manier. De ogen wijd-opengesperd, de mondhoeken lichtjes omhoog gebogen. Een blijheid die wat gemaakt oogt, maar toch niet onprettig aandoet tussen al die afgetobde, vermoeide gezichten op Schiphol.
Of je nou om zes uur ’s morgens binnen rent, of uit de laatste Jumbo komt strompelen: ze zitten daar altijd, die vrouwen. Ze zitten Schipholvrouw te wezen. Ze kijken uitdrukkingsloos voor zich uit. Hooguit bladeren ze afwezig in een glossy. Of maken even een rondje. Door de parfumerie, natuurlijk.
Ze zijn net zo Schiphol als de gele borden van Paul Mijksenaar. Nu ik erbij nadenk: misschien worden ze wel gesubsidieerd door de PR-afdeling van Amsterdam Airport. Een goeie zaak. Want Schiphol zou Schiphol niet zijn zonder ze.
Goof Bakker