In 1982 kocht ik van mijn dertiende maand bij Marketingadviesbureau Noordervliet & Winninghoff een splinternieuwe Honda XR500. Bij Selling, aan de Amsteldijk in Amsterdam.
Vijfendertig jaar later rij ik er nog vrijwel wekelijks op. Nergens heen. Gewoon een boodschapje aan de andere kant van de stad. Of een rondje Soesterberg. En nooit langer dan drie kwartier achter mekaar.
In die vijfenveertig minuten kijk ik dan vijf keer de dood in ogen, en ben twee keer bijna geplet tussen een stadbus en een Scania Vabis. Maar is wel de laatste microliter adrenaline uit allerlei lichaamsholten in de bloedbaan geïnjecteerd.
Is tot nu toe is het vijfendertig jaar goed gegaan. Vrijwel volledig binnen de regels van de Wegenverkeerswet. Want die limiteert wel snelheid, maar geen acceleratie. En geen bocht-radius. Zelfs mijn creatieve voorsorteergedrag is grotendeels legaal. Vijfenveertig uiterst heftige minuten, en daarna een hamburger. Of een glas bier. Soms samen met Jérôme Guillot: naast havenmeester van EHHV ook gelijkgestemd motorrijder. Wil ook nergens heen.
Wat heb dit met vliegen te maken? Alles. Tien jaar geleden kocht ik met vier andere enthousiastelingen een Yak-52. Ook rood. Anderen zullen misschien een reisvliegtuig kopen, om mosselen te gaan eten in Oostende. Ik pak de Yak. Nergens heen. Ik rag wat rond de wolken. Zigzag boven de IJssel. Loop een keertje boven de Veluwe, en maak een rol tussen Wilp en Epse.
Nergens heen.
Goof Bakker
[email protected]