Ik heb een tyfushekel aan mensen die beweren dat ‘vroeger alles beter was’. Dat is namelijk klinkklare onzin. Zo was die tyfus vroeger aan de orde van de dag, net als de builenpest, heksenverbrandingen, hongersnood, klassenstrijd, politieke willekeur, enzovoorts. Volgens mij waren vroeger vrij weinig zaken noemenswaardig beter, makkelijker of veiliger dan nu.
Toch is het omgekeerde ook weer niet waar: nu is echt niet alles beter, makkelijker of veiliger dan vroeger. Ik denk dat de geschiedenis zich herhaalt. Zo werd tijdens en na de Tweede Wereldoorlog op schier onvoorstelbare schaal honger geleden. Wereldwijd. Volgens het WFP, het World Food Programme, hadden in 2015 nog steeds 795 miljoen mensen wereldwijd niet genoeg te eten.
Nog een voorbeeld: in het jaar 1333 voor Christus besteeg Toetanchamon, gespeend van elke vorm van bestuurlijke ervaring, zijn troon. In 2017 zal Trump, die minder politieke ervaring heeft dan mijn keukentafel, hetzelfde doen. De strijd, soms op leven en dood, om algemeen kiesrecht af te dwingen is van alle tijden. De geschiedenis bezoedelen door onze stem te gunnen aan politici met geslepen retoriek maar een bot CV kennelijk ook. Ik denk daar vaak aan, nu namen als ‘Donald Trump’ of ‘Geert Wilders’ op het schermpje van de stemcomputer verschijnen (zelf hanteer ik overigens de vuistregel dat ik niet stem op mannen met een ongebruikelijk kapsel).
Hoewel ik vind dat het verleden en het heden in veel opzichten op elkaar lijken, begrijp ik wel waarom mensen graag over het verleden praten. Al sinds Vergilius horen we leeuweriken zingen en bomen zachtjes ruisen in de eeuwige Arcadische zomer. De generatie van mijn ouders groeide nog op in dorpen, in hechte gemeenschappen waar iedereen elkaar de helpende hand toestak. Dat is nu niet langer een gegeven, uiteraard (anderzijds: op je vijftiende de schoolbanken moeten verruilen voor de kolenmijn is dat ook niet meer).
Zelf ben ik nog niet zo oud dat ik me toesta veel over ‘vroeger’ te praten, maar als één ding vroeger beter was dan nu, dan is dat de gave om de toekomst te voorspellen. Die troon mag slechts bestegen worden door één persoon: Chriet Titulaer.
Jaren tachtig, vorige eeuw, vrijdagavond. Haartjes nat, even opblijven nog. Want ‘Wondere Wereld’ kwam op TV. Robbert Dijkgraaf laat in zijn DWDD colleges op een intelligente manier zwarte gaten zinderen en tijd krimpen. Maar Chriet kreeg ons dertig jaar geleden al op het puntje van de stoel met zijn ‘spees-sjuttel’, de beeld telefoon en de compact disc. Hij sprak, met passie, kennis van zaken en een heerlijke zachte G, over hoe technologie het leven makkelijker en de wereld kleiner zou maken. Hij liet ons het huis van de toekomst zien, waarin je koelkast met je auto kon babbelen. Chriet Titulaer is dus de uitvinder van het Internet of Things!
Als ik even de sprong naar de luchtvaart mag maken: vaak hoor ik megalomane architecten of andere hokjesdenkers praten over hoe de luchthaven van de toekomst er uit moet zien. Dat gaat niet werken. De luchthaven van de toekomst zal een plek zijn waar verschillende mensen samen, met passie en kennis van zaken, over hebben nagedacht. Waar de tijd krimpt en we op het puntje van onze stoel zitten. Waar innovatie en technologie ons leven makkelijker maken. Waar de wereld kleiner wordt!