NASA heeft de afgelopen maanden samengewerkt met de Amerikaanse luchtmacht en marine bij het onderzoek naar de hypoxie-incidenten bij Amerikaanse F/A-18 Hornet vliegers. Het afgelopen jaar is er bij de US Navy een opvallende toename geweest van incidenten geweest met een vermoeden van zuurstofgebrek (hypoxie). Dit schrijft Aviation Week.
Onderzoek
NASA is bekend als ruimtevaartorganisatie, maar doet onderzoek op veel meer terreinen. Een team van dit bedrijf onderzocht de stijging van ‘physiological episodes’ onder Hornet-vliegers van de US Navy. Deze episoden bestonden meestal uit klachten van duizeligheid, tintelende vingers en verminderd beoordelingsvermogen – vaak symptomen van hypoxie.
Interactie
Kolonel Jay Flottmann is zowel ervaren USAF gevechtsvlieger (op de F-15 en de F-22) als arts. Deze unieke combinatie maakt hem bij uitstek geschikt om mee te werken aan het onderzoek. Flottmann heeft enkele missies meegevlogen in een F/A-18 Hornet, in een poging om er achter te komen wat de oorzaak is van de episoden. Na drie vluchten achterin een Hornet (één in een ‘gewone’ F/A-18D Hornet en twee in een F/A-18F Super Hornet) kon Flottman toch al enkele conclusies trekken. De voornaamste: de problemen worden veroorzaakt door een interactie tussen mens en machine. De oorzaak ligt dus niet bij één van de twee.
Kuchje
Bepaalde aspecten en eigenschappen van de vliegeruitrusting zorgen ervoor dat veel Hornet-piloten op een andere manier gaan ademhalen. Zo is de overlevingsuitrusting wat lager op het bovenlichaam bevestigd, wat het gevoel geeft van meer gewicht op de borst. Het ademsysteem waar de Super Hornet mee is uitgerust, zorgt voor een iets hogere druk bij inademing. De F-22 heeft een vergelijkbaar systeem. Deze hogere druk zorgt ervoor dat piloten anders gaan ademen, onder meer merkbaar aan een typisch ‘kuchje’. Flottmann viel op dat de piloot van de Super Hornet met wie hij meevloog, na bijna elke scherpe manoeuvre een paar keer hoestte. Of dat voor alle Hornet piloten opgaat, durfde Flottmann niet te zeggen.
Flauwvallen
Wat Flottmann verder opviel, was dat de meeste marinevliegers niet heel consequent zijn in het uitvoeren van ‘anti-g straining manoeuvres’. Door bepaalde spieren in het lichaam aan te spannen (eigenlijk een soort van ‘persen’) kan een piloot ervoor zorgen dat bij scherpe bochten het bloed niet teveel wegstroomt naar het onderlichaam. Als een piloot dit niet doet en ook geen speciale kleding (een ‘G-broek’) aanheeft, stroomt het bloed vanuit het hoofd naar de benen en kan hij hierdoor flauwvallen. Volgens Flottman kan de combinatie van slecht uitgevoerde anti-g straining manoeuvres en de te hoge druk in het ademsysteem voor ademhalingsproblemen zorgen.