Precies vandaag, maar dan gisteren, landde er een Chinook voor mijn deur op Teuge. Het is als een olifant die op zijn kont gaat zitten: het lukt wel, maar van harte gaat het niet. Misschien wel vanwege het besef dat het overeind komen ook weer flink wat moeite gaat kosten.
Nou heb ik al honderd keer een Chinook gezien op de Open Dagen van de Luchtmacht, maar als er opeens out of the blue eentje vlak voor je neus naar beneden komt dan is dat toch wel even wat anders.
Vergelijk het wederom met een olifant in de dierentuin versus een olifant in het wild. “Precies!”, zegt havenmeester André, die ook even een kijkje komt nemen met z’n 121.005 in de hand: “Of een Porsche op de RAI, en eentje die je met tweehonderd voorbij komt op de Autobahn. In het echt is alles mooier.”
Onno, eigenaar van de vliegschool twee deuren verderop stapt even uit zijn Adenauer-model Mercedes en vraagt of ik weet hoe oud zo’n Chinook wel is. Het zijn tweedehandsjes uit Canada, heb ik wel eens gehoord, en dat vertel ik hem. Sommige zijn al van 1962 of zo. Maar opeens schiet me iets anders te binnen. Ooit werd ik in Philadelphia rondgeleid in de Chinook-fabriek, tijdens een journalistenreis. Daar werden een stuk of twintig van die knapen weer ‘op nul uren gebracht’, zoals dat heet. Sommige hadden nog in Vietnam èn het Midden-Oosten gediend. De meneer van de rondleiding vertelde dat ze soms panelen verwijderden, en dan handtekeningen en cartoons aantroffen van de kerels die ze destijds in Vietnam moesten onderhouden.
De Nederlandse Chinooks hebben al in Bosnië, Mali, Albanië en Afghanistan gevlogen. Wat een narigheid hebben die goedmoedige lobbesen al gezien in hun leven, moet je automatisch denken.
Goeie ouwe Chinook: als je weer even wilt komen uitrusten op vredig Teuge, weet je dan welkom.