Een dikke week geleden, dan in 1912, werd Hanna Reitsch geboren. Zoek d’r maar eens op op Wikipedia: een piloot-icoon uit de nazi-tijd.
Kampioen zweefvliegen, maar ook een ongediplomeerde testpiloot-annex-waaghals, die in de gekste experimentele Rappelkisten rondvloog. Allerlei rare raketvliegtuigen, dat was haar specialiteit.
Ik zoek altijd naar levende lijntjes met het verleden. Zeker twintig jaar geleden sprak ik op Vliegveld Lelystad eens lange tijd met ferry pilot Margrit Waltz: ook een waanzinnig eigenzinnig wijf.
Deze dame had toen meer atlantic crossings op haar naam dan welke (mannelijke) ferry-piloot ook. Ze zat bij Restaurant Flantua’s te wachten op beter weer, dus alle tijd.
Twee beroemde namen vielen in dat gesprek: Erich Hartmann en Hanna Reitsch. Margrit was door Hartmann opgeleid, vertelde ze. De man was instructeur geworden op het vliegveld Bonn Hangeler, nadat hij tien jaar eerder op tweeëntwintigjarige leeftijd zijn driehonderdste vijandelijke vliegtuig had neergeschoten. Ze sprak met warmte over hem.
Hanna Reitsch had ze één keer ontmoet. Daar was ze kort over: een akelig mens.
Goof Bakker
Meer lezen: www.goofbakker.nl
Additional Facts
Er is ook nog een lijntje tussen Hanna Reitsch en ons koningshuis. Als ik het goed begrijp is Hanna al ver voor de oorlog een keertje naar bed geweest met Wernher von Braun. De dochter die daaruit voortkwam is weer met onze Prins Bernhard naar bed geweest, en daaruit is een kind geboren dat nog steeds leeft, in Californië.
Als u de film ‘Untergang’ gezien hebt: daar zit Hanna Reitsch ook in. Ze bezoekt op het allerlaatst nog even de bunker onder Berlijn.
Ik moest nog wel eens denken aan Margrit Waltz boven de eindeloze ijsvlakten van Canada en Groenland, tijdens de ferry van onze Postbellum O-2 vanuit de VS. Die vlucht deden we gelukkig met z’n tweeën; het moet toch heel anders zijn om dit helemaal alleen te doen. Eerder schreef ik over haar het volgende verhaaltje voor Piloot & Vliegtuig, maar volgens mij is het nooit geplaatst. Bij deze dan.
Onbekend beroep: ferrypiloot.
Het betreft een avontuurlijk ingesteld slag vliegers, die tegen betaling kleinere sportvliegtuigen naar de andere kant van de wereld vliegen, in opdracht van de eigenaar of een fabrikant. Een gevaarlijk en dus macho beroep, maar de beroemdste ferrypiloot is een vrouw.
“Er is op de hele wereld geen ferrypiloot te vinden die binnen één maand drie vliegtuigen en een gezonde dochter van twaalf pond kan afleveren”. Dat schreef een collega van Margrit Waltz in het blad Flying. Het was een collega waar ze nogal een moeizame verhouding mee had. Geen wonder. Ferrypiloten zijn allemaal mannen, allemaal macho’s, ze nemen allemaal grote risico’s en worden er allemaal nog slecht voor betaald ook. Dat geeft wrijvingen. Margrit: “Daarom deed het me veel plezier dat deze mannelijke collega dat over me schreef. De man die hem schreef was overigens twee maand later dood. In de oceaan gestort. Zoals zovele ferryvliegers.”
Margrit tankt zelf haar vliegtuig vol. Zeshonderd liter brandstof. Ze houdt de tellers van de pomp in de gaten, maar praat aan één stuk door. “Vijfhonderdveertig keer ben ik al de oceaan over gegaan, meestal met éénmotorige toestellen. Ik heb dan ook een hele serie records op mijn naam staan. Mijn voornaamste pre is, dat ik kijk op het weer heb. Ik heb tien jaar lang een baan gehad bij het Duitse journaal, bij de WDR. Duizenden keren heb ik voor die weerkaarten gestaan.”
“Ik ben ik maar één keer serieus in de problemen geweest. Ik moest ‘s nachts landen op Newfoundland, onder beroerde omstandigheden. Vlak voor de landing viel alles uit. Alleen de radio werkte nog. De controller achter het radarscherm zei: “No problem, Margrit, ik praat je naar binnen”. Ik ben op zijn stem vliegend tot vlak voor de baan gekomen. Toen zag ik opeens dat mijn vleugels vol ijs zaten. Opeens viel het toestel als een steen uit de lucht. Ik zag de wielpoten dwars door de vleugel slaan. Het ergste was, dat ik me in die vlucht had laten lokken door een klant, die me aansprak op mijn sexe. Die kerel tartte me, en suggereerde dat ik de vlucht niet wilde maken omdat ik ‘chicken’ was.
Toch een probleem dus, vrouw zijn? “Als je nee zegt, ben je opeens weer een vrouw die niet durft. Maar verder ben ik er al lang aan gewend.”
De fout herhaalt zich dag-in-dag-uit. Twee mannen van de luchtvaartpolitie melden in het restaurant. Ze komen de papieren checken. Kort bekijken ze Margrits paspoort, draaien zich om en zeggen dan: “En u bent zeker de piloot?”.
Margrit lacht maar een beetje. “Het doet me niks meer. Alleen in het Midden-Oosten, daar wordt dat allemaal wat grimmiger. Daar voer ik een complete verkleedpartij op. Ik trek een uniform aan met gouden strepen, en draag een grote zonnebril. Laatst in Saoedi-Arabië wilden die kerels me niet uit het vliegtuig laten komen. Ze stelden me voor de keus: blijven zitten of mijn haar eraf knippen, en doen alsof ik een kerel was. Het was 42 graden, ik zat al te koken in die cockpit, dus ik heb toegestemd. Ik zei: ‘Doen jullie het maar, ik kan het niet’. Toen heeft zo’n douanier mijn haar eraf geknipt. Ik zag eruit als een kip, want een top-coiffeur was het bepaald niet, die vent.”
We vliegen niet alleen maar nieuwe toestellen over. Ook wel tweedehandsjes, die aan mensen in de raarste uithoeken van de wereld verkocht zijn. Of vliegtuigen van rijke mensen, die ergens op de wereld willen gaan rondtoeren.
‘Jij krijgt de mooiste klussen door met je heupen te draaien’, zeggen mijn macho collega’s wel eens. Misschien hadden ze de eerste vluchten nog gelijk ook. Alle fabrikanten zien de PR-waarde ervan in, als een splinternieuw toestel door een vrouw wordt bezorgd. Het is toch altijd al kermis, als zo’n ding wordt afgeleverd. Champagne, fanfare, de burgemeester, je weet wel. Maar na verloop van tijd is het nieuwtje eraf, en word je alleen maar ingehuurd omdat je de job tot een goed einde brengt. Ik vlieg in mijn eentje toestellen van drie à vier miljoen dollar naar de andere kant van de wereld. Dat laat je niet doen door een fotomodel.
Mijn collega’s hebben trouwens nooit geloofd dat ik het lang vol zou houden. “Wacht maar tot je een vriend krijgt”, daar begon het mee. “Wacht maar tot je gaat trouwen”, was het toen en daarna: “Wacht maar tot je kinderen krijgt”. Maar dat is niet gebeurd. Mijn oudste dochter is nu achttien en ik heb meer oceaan-crossings op mijn naam dan al die praatjesmakers bij mekaar. Een heleboel zijn er al omgekomen trouwens, die hoor je sowieso niet meer.”
Verdient het dan een beetje? “Een vetpot is het niet. Een toestel zoals deze Malibu is vrijwel nieuw, en kost pakweg drie miljoen. Ik vlieg ‘m in opdracht van de importeur voor achtduizend dollar van Lelystad naar Texas.”
Alleen? “Ja, ik vlieg ik meestal alleen. Het is psychologisch: als je alleen bent, blijf je wakker. Dat is net als met de overige lichamelijke behoeften, zal ik maar zeggen. Psychologie en training zijn belangrijker dan een grote of een kleine blaas. Er zijn hulpmiddelen om onderweg te plassen, ook voor vrouwen, maar ik gebruik ze niet. Ik drink weinig vooraf, en tijdens de vlucht alleen met kleine slokjes. Passagiers, daar ben ik niet dol op. Behalve mijn jongste dochter destijds, dat was mijn meest bijzondere passagier. Haar heb ik in mijn buik meegenomen.”
Wat vindt je verdere omgeving ervan? “Mijn vader vond het altijd al prachtig. Helemaal prachtig dat ik door Erich Hartmann ben opgeleid. De beroemdste vlieger van de oorlog. Daar was hij heel verguld mee.”
Plotseling is ze even heel Duits, Margrit. Haar ogen schitteren bij zoveel nationaal heldendom. Ik vraag of ze het geen belediging vindt, dat ze me toch een beetje doet denken aan vrouwen als Lenie Riefenstahl en Hanna Reitsch. “Die Reitsch heb ik één keer ontmoet. Ik vond het een akelig mens. De vrouwen van die generatie, ik heb er niks mee. Ik ben Duitse van geboorte, maar ik voel me helemaal Amerikaans. Ben ook met een Amerikaan getrouwd.”
Wat vindt die er allemaal van? “Hij gaat wel eens mee, maar hij is er niet kapot van. Laatst moest ik een toestel naar Bangkok vliegen. Ik besloot via Turkije en Iran te gaan. Op een gegeven moment nog geen driehonderd meter boven de rotsen. Op een gegeven zag hij een Iraanse raketbasis. Enfin, hij gaat wel eens mee, maar een echt plezier doe ik hem niet.”
En bij jou, houdt het bij jou nooit op? “Jawel, ik ben al aan het afbouwen. Vijfhondervijftig keer over de oceaan, het is mooi geweest. Maar ik ga de ferrywereld wel missen. Ik ken hele horden mensen in heel Amerika en Europa. Die zal ik weinig of nooit meer zien. Maar ik heb het er graag voor over. Ik wil meer tijd met mijn gezin gaan doorbrengen.
Of wordt het gewoon te zwaar? ” Integendeel. Vroeger waren we echt aan het turen en het sturen. Nu is het vaak een kwestie van de GPS programmeren. Ik schrijf wel eens brieven, en ik geniet de wolken en de eindeloze oceaan. Ik zie het water als een vriend, niet als een vijand. Sommige mensen zeggen dat het gekkenwerk is, om met één motor over de oceaan te vliegen. Kan zijn, maar ik vind de Alpen persoonlijk stukken linker. Daar kan veel meer mis gaan. En die rotsen zijn hard.”
Er komt een man aan de tafel vertellen dat haar vlucht is aangemeld bij de verkeersleiding. Margrit staat op en we lopen naar het vliegtuig. Ze springt aan boord en hurkt nog even in de deuropening. Tien minuten later ronkt het toestel al over de Oostvaardersplassen.