Op 25 juni is het 70 jaar geleden dat Noord-Korea onder leiding van Kim Il-sung het zuidelijke buurland binnenviel. Het markeerde het begin van een gewapend conflict dat ruim drie jaar duurde en aan twee miljoen mensen het leven kostte. De Korean War maakte deel uit van de Koude Oorlog. Noord-Korea werd ondersteund door de Sovjet-Unie en later ook China, terwijl Zuid-Korea hulp kreeg van de troepenmacht van de Verenigde Naties onder leiding van generaal MacArthur. Daartoe behoorden ruim 4.700 Nederlanders. Formeel is de oorlog nooit beëindigd, maar was er slechts sprake van een wapenstilstand. In dit artikel blikt Up in the Sky aan de hand van een aantal thema’s terug op de luchtoorlog boven het Koreaanse schiereiland.
Verrassing
Voor de verrassingsaanval (‘Blitzkrieg’) van Noord-Korea op het zuiden werd gebruik gemaakt van 200 Yak-9 jagers, geleverd door de Sovjet-Unie. Tegenstand was er nauwelijks, Zuid-Korea beschikte ook niet over een luchtvloot. Enkele maanden na de invasie waren de rollen omgekeerd. De Verenigde Naties schoten het zuiden te hulp, ze opereerden vanaf Japan met toestellen als P-51 Mustang, F-4U Corsair en B-26 bommenwerpers. Na de invasie bij Inchon krijgen de Verenigde Naties het reusachtige vliegveld Kimpo in bezit en kunnen de Corsairs daarvandaan ondersteunen bij de opmars naar Seoul. Later keren de kansen weer, omdat Noord-Korea hulp krijgt van China. De Chinese bevelhebbers waren er zeker van dat ze de Amerikanen konden verslaan, maar ze maakten zich zorgen over de sterke Amerikaanse luchtmacht. De Sovjet-Unie beloofde echter om China te helpen met MiG 15 straaljagers en training.
Wapenstilstand
De strijd golfde op en neer, maar na een jaar van verschrikking waren beide partijen terug waar ze begonnen waren: de 38e breedtegraad, de oorspronkelijke scheidslijn tussen Noord- en Zuid-Korea. De dreiging van een derde wereldoorlog (met atoomwapens) voorkwam verdere escalatie van het conflict. Vanaf de zomer van 1951 was het doel van de oorlog niet langer het behalen van een militaire overwinning, maar het onder druk zetten van de vijand terwijl er zeer moeizaam werd onderhandeld over een wapenstilstand. Uiteindelijk werd die op 27 juli 1953 gesloten. Gedurende de strijd hadden de vliegtuigen van de Verenigde Naties ruim 1 miljoen vluchten gemaakt. Aan het einde van de oorlog waren er tien keer zoveel communistische vliegtuigen gesneuveld als Amerikaanse.
Kwetsbaar
Door de snelle technologische ontwikkeling bleken succesvolle vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog, zoals de B-29 Superfortress, opeens kwetsbaar. De bommenwerpers werden een makkelijke prooi voor de communistische MiG 15 straaljagers, waardoor de B-29’s alleen nog ’s nachts konden vliegen. In november 1950 bestelden de Amerikanen de F-86 Sabre straaljager. Dit vliegtuig uit de stal van North American was de enige westerse straaljager die het boven Korea met succes kon opnemen tegen de MiG 15. De verouderde F-80 Shooting Stars en F-84 Thunderjets waren geen partij voor de MiG’s.
Ace
Veel ‘dogfights’ tussen MiG 15’s en Sabres vonden plaats in een regio in het noordwesten van Noord-Korea. Dat gebied kreeg van de vliegers van de Verenigde Naties al spoedig de naam ‘MiG Alley’. De vliegers dropten hun tanks om hun wendbaarheid te vergroten voordat ze een luchtgevecht aangingen. Ze konden alleen gebruik maken van hun boordkanon; raketten waren er nog niet. Piloten die vijf of meer vijandelijke vliegtuigen neerschoten werden een ‘ace’. Topaces van de Koreaanse oorlog waren de Sovjets Nikolay Sutyagin en Yevgeny Pepelyaev, die allebei meer dan 20 vijandelijke toestellen neerschoten. De nummer één van Amerikaanse zijde was Joseph McConnell met 16 bevestigde overwinningen. McConnell was afkomstig uit Apple Valley in het zuiden van Californië. In de Tweede Wereldoorlog was hij navigator op een B-24 bommenwerper. Een jaar na het einde van de Korea-oorlog kwam hij om het leven bij een crash met een F-86H op Edwards Air Force Base. De film ‘The McConnell Story’ uit 1955 verhaalt over zijn leven. Op het vliegveld van Apple Valley staat ter nagedachtenis aan hem een Sabre tentoongesteld.
Mythe
De Sovjet-vliegers hadden meer ervaring en waren beter getraind dan hun Noord-Koreaanse en Chinese kameraden. In de zomer van 1951 vielen zij gecoördineerd hun Amerikaanse tegenstanders aan. Het betekende de geboorte van een mythe: Sovjet-aas Casey Jones. Het was niet de bijnaam van een individuele vlieger, maar de naam die de Amerikanen gaven aan de Sovjet-commandant en flight leader van de betreffende aanval. De persoon Casey Jones verschilde dus van dag tot dag.
Watervliegtuig
De bijdrage van de Royal Air Force aan de troepenmacht van de Verenigde Naties was gering. Ze bestond alleen uit een squadron Short Sunderland watervliegtuigen met Iwakuni in Japan als thuisbasis. Toch wilden de leiders van de RAF graag ervaring opdoen in moderne oorlogvoering met straaljagers. Daarom werd een select groepje Britse vliegers verspreid over de Amerikaanse squadrons. Zij werden in acht weken omgeschoold op de Sabre op de vliegbasis Nellis bij Las Vegas.
Bruggen
De Verenigde Naties hebben enkele tientallen vliegdekschepen ingezet tijdens de Korea-oorlog. Het merendeel daarvan was afkomstig van de United States Navy en de Royal Navy, maar ook Australië was met de HMAS Sydney in de Gele Zee aanwezig. Op 9 augustus 1952 slaagde luitenant Peter Carmichael van het 802 Squadron van de Royal Navy (aan boord van HMS Ocean) erin om met zijn Sea Fury propellervliegtuig een MiG 15 straaljager neer te schieten. Zoiets is maar een handjevol vliegers gelukt. Het indrukwekkende boek ‘De bruggen bij Toko-Ri’ beschrijft de operatie aan boord van Casablanca-class escort carrier USS Savo Island. Oude FSJ’s (United States Navy-versie van de Harvard/Texan) werden onder de moeilijkste omstandigheden ingezet als forward air controllers voor de McDonnell F2H Banshees.
Nut
Hoewel helikopters al beperkt beschikbaar waren speelden ze geen rol van betekenis in de Tweede Wereldoorlog. In de Korea-oorlog was dat anders, daar bewees de wentelwiek haar nut bij uiteenlopende taken. Zo werden heli’s van Bell, Hiller en Sikorsky ingezet voor missies als observaties, transport van soldaten en materieel, verbindingen en search and rescue. De Sikorsky H-5 luisterde naar de naam ‘Dragonfly’ en is ook wel bekend onder de typeaanduidingen S-51 en HO3S. Het prototype vloog al in 1943. In de Koreaanse oorlog werd dit type opgevolgd door de veel grotere Sikorsky H-19 Chickasaw (civiele benaming S-55). Het was de eerste transporthelikopter van de United States Army en kon 10 soldaten of 8 stretchers vervoeren. Een lichte helikopter was de Hiller (O)H-23/UH-12 Raven.
Hel(p)ikopter
Kapitein George Farish was ingedeeld bij Marine Observation Squadron 6 (VMO-6), een waarnemingssquadron van het United States Marine Corps. Op 29 oktober 1950 vloog hij met zijn helikopter een spionagemissie boven Noord-Korea. Het viel hem op dat gedroogde rijstplanten in een open veld waren gerangschikt in de vorm van het woord ‘HELP’. Zodra Farish behoedzaam in het veld landde, kwam marinier William Meister, die werd vermist, uit zijn schuilplaats en maakte zijn vlucht naar de vrijheid.
Komisch
De Bell H-13 Sioux (de militaire versie van de Bell 47) is misschien wel de bekendste helikopter van de Koreaanse oorlog. Dit komt vooral door de film en langlopende televisieserie M*A*S*H (Mobile Army Surgical Hospital). De komische tv-serie vertelt de belevenissen van enkele chirurgen in een Zuid-Koreaans veldhospitaal. Al even beroemd is de begintune ‘Suicide Is Painless’. De H-13 helikopter werd in het begin gebruikt voor verkenningen, maar al spoedig omgebouwd tot een vliegende ambulance. Daartoe kreeg de heli met de bijnaam ‘Angel of Mercy’ twee stretchers aan beide zijden van de cockpit, boven de landing skids. Op deze manier hoefden ernstig gewonde militairen geen gebruik te maken van een lange en hobbelige autorit over het primitieve wegensysteem in Korea. De Sioux heeft in de oorlog naar schatting 18.000 gewonde soldaten vervoerd.
Poen
Ongeveer twee maanden na de wapenstilstand gebeurde er iets opmerkelijks. No Kum-sok, een jonge luitenant van de Noord-Koreaanse luchtmacht, zag kans met zijn MiG 15 te deserteren naar de vliegbasis Kimpo in Zuid-Korea. Daar werd het toestel overgedragen aan de Amerikanen en kreeg hij asiel. No wist niets van de 100.000 dollar, die de Amerikanen in het kader van ‘Operatie Poen’ hadden uitgeloofd voor de eerste vlieger uit Noord-Korea die met een MiG 15 naar een VN-basis in zou deserteren. De piloot werd zes maanden lang uitputtend ondervraagd. Ook zijn MiG werd binnenstebuiten gekeerd. De Noord-Koreanen wilden het toestel niet terug hebben, want zij ontkenden de vlucht. Het bevindt zich sinds 1957 in het Amerikaanse luchtmachtmuseum op Wright-Patterson Air Force Base in Ohio.
Boeken en films
Over de luchtoorlog boven Korea zijn diverse boeken en films verschenen. Voor dit artikel hebben als bron gediend:
*The McConnell Story (film, 1955)
*The Hunters (film, 1958)
*Jet Attack (film, 1958)
*MASH (film, 1970)
*MASH (Tv-serie, 1972-1983)
*De bruggen bij Toko-Ri, James A. Michener (1984)
*Kom terug en help, J.F. van der Poel (2009)
*De Korea Oorlog, Fire and Ice, disc 2 Air Warfare (dvd, 2014)
*Sabres boven Korea, Jean-Michel Arroyo – Frédéric Zumbiehl (2014)
*Duel boven MiG Alley, Jean-Michel Arroyo – Frédéric Zumbiehl – Ketty Formaggio (2015)
*De grote leider en de straaljagerpiloot, Blaine Harden (2015)
*De jagers, James Salter (2017)
*De Koreaanse oorlog, hoofdstuk 14 De strijd in de lucht, Max Hastings (2018)
De nieuwe Bose A30-pilotenheadset: beter dan ooit?
Bestel nu in de webshop van Bose Aviation!

