Begin zestiger jaren is de luchtvaartmarkt sterk in beweging. De Constellations en DC-7’s worden versneld buiten gebruik gesteld of verkocht ten voordele van de eerste straalverkeersvliegtuigen: de Douglas DC-8 en Boeing 707.
De wereld kijkt gefascineerd naar als dit snelheidsgeweld, daarbij soms vergetend dat er ook een stevig prijskaartje aan hangt. Het brandstofverbruik van een DC-8 lag aanzienlijk hoger dan dat van een DC-7, en zeker op de korte en middellange afstand was de DC-8 nauwelijks rendabel. Er ontstond derhalve een vraag in de markt naar een economisch te exploiteren vliegtuig voor de middellange afstanden.
De vraag was: welke voortstuwing was hiervoor optimaal? Het antwoord kwam al snel: de Turboprop. Een turbine die een propeller aandrijft! Economischer en krachtiger dan de zuigermotoren van de oude generatie vliegtuigen, maar lichter en goedkoper in aanschaf en onderhoud, en daardoor een uitkomst! In Engeland ontwikkelde men de Vickers Viscount, in de VS de Lockheed Electra II. Van dit laatste type kocht de KLM er in totaal 14. Echter de ontwikkeling ging niet van een leien dakje.
De ontwikkeling van het toestel
De L-188 Electra werd gebouwd door Lockheed – tegenwoordig Lockheed-Martin – in de Verenigde Staten. Het prototype vloog voor het eerst in 1957, en was het het eerste grote turboprop-vliegtuig dat in de Verenigde Staten werd gebouwd. De aanvankelijke verkopen gingen goed, maar na twee fatale crashes, die leidden tot dure aanpassingen om een ontwerpfout te verhelpen, werden er niet meer besteld.
De Lockheed L-188 Electra is ontwikkeld om te voldoen aan de eis van American Airlines uit 1954 voor een binnenlands passagiersvliegtuig met een korte tot middellange afstand van 75 tot 100 zitplaatsen. In juni 1955 plaatste American Airlines een order voor 35 van dergelijke vliegtuigen. Het ontwerp van Lockheed, de L-188, was een laagdekker en vier turboprop-motoren. Veel andere luchtvaartmaatschappijen deelden de interesse van American in de L-188, en tegen de tijd dat het eerste prototype vloog op 6 december 1957, waren er reeds 144 orders geboekt.


De L-188 is een bijzonder toestel: met een unieke hoge vermogen-gewichtsverhouding, zeer grote propellers en korte vleugels, waardoor het grootste deel van de spanwijdte wordt omhuld met propwash. Grote Fowler-kleppen, die het effectieve vleugeloppervlak aanzienlijk vergroten wanneer ze worden uitgeschoven, en het viermotorige ontwerp maken dat het vliegtuig prestaties neerzet die zelfs vandaag de dag door veel straalvliegtuigen niet worden geëvenaard – in het bijzonder op korte landingsbanen en hooggelegen vliegvelden.
Het toestel wordt voortgestuwd door vier Allison 501-D13-turboprops van 2800 kW elk die een forse vierbladige Hamilton Standard propellor aandreven met een diameter van ruim vier meter. Dit vermogen was goed voor een kruissnelheid van ca. 600 km/uur. Het succes was echter van korte duur. Straalvliegtuigen, zoals de Caravelle en BAC 111, verdrongen na enige tijd turboprops in het passagiersvervoer, en veel Electra’s werden omgebouwd tot vrachtvliegtuigen. Sommige Electra’s worden nog steeds in verschillende rollen gebruikt in de 21ste eeuw. Het casco werd ook gebruikt als basis voor het Lockheed P-3 Orion maritiem patrouillevliegtuig.
Een kwestie van resonantie
Drie vliegtuigen gingen verloren tussen februari 1959 en maart 1960 waarbij veel slachtoffers vielen. Na de derde crash beperkte de FAA de snelheid van de Electra totdat de oorzaak kon worden vastgesteld. Na uitgebreid onderzoek bleken twee van de crashes (in september 1959 en maart 1960) veroorzaakt te zijn door een probleem met de motorophanging.
De ophangingen waren niet sterk genoeg om een fenomeen te dempen dat “whirl mode flutter” wordt genoemd (analoog aan de precessie van een kindertol als die langzaam afremt) dat de motorgondels van de buitenste motoren aantastte. Toen de trilling naar de vleugels werd overgebracht en de flutterfrequentie afnam tot een punt waar het resoneerde met de buitenste vleugelpanelen (met dezelfde frequentie of harmonisch gerelateerde), nam de krachtige verticale trilling zover toe totdat de vleugels afbraken.
De Electra van heeft destijds een aantal luchtvaartmaatschappijen warm gemaakt voor de turboprop vliegtuigen. Tegenwoordig is het nog redelijk populair bij vrachtvervoerders. De dienst werd op 12 januari 1959 bij Eastern Airlines ingevoerd (vanwege een pilotenstaking bij American). Elk optimisme dat Lockheed voelde over een gunstige verkooptoekomst werd snel teniet gedaan, aangezien een aantal crashes in 1959 en 1960 (waarvan twee waarbij het vliegtuig tijdens de vlucht uit elkaar viel) bijdroegen tot een aantal annuleringen van bestellingen.
Als tussenmaatregel werden na de ongevallen snelheidsbeperkingen opgelegd aan Electra’s. Onderzoek bracht een ontwerpfout aan het licht met de motorsteunen waar de vleugel zou trillen en uiteindelijk zou breken. Lockheed voerde een aanzienlijk modificatieprogramma uit waarbij de gondels, gondelbevestigingen en vleugelconstructie werden versterkt, en de snelheidsbeperkingen werden uiteindelijk opgeheven in 1961. Daarna bleek de Electra betrouwbaar en populair in dienst, maar de schade was aangericht en de productie eindigde in 1961 nadat er 170 waren gebouwd.
Lockheed heeft twee basisversies van de Electra gebouwd. De L-188A was het basisproductievliegtuig en was goed voor de meeste verkopen van Electra. De L-188 C kwam in 1959 in dienst bij KLM en had een grotere brandstofcapaciteit en een hoger laadgewicht, en dus verbeterde prestaties qua laadvermogen. De Electra vormt ook de basis voor de latere succesvolle P-3 Orion lange afstand maritieme patrouillevliegtuigen waarvan er meer dan 600 zijn gebouwd.
De meeste Electra’s die momenteel in dienst zijn, zijn geconfigureerd als vrachtvliegtuigen. Vanaf 1967 bouwde Lockheed 41 Electra’s om tot vrachtvliegtuigen of converteerbare vracht / passagiersvliegtuigen, waarbij een versterkte vloer en een grote vrachtdeur vóór de vleugel aan de linkerkant werd aangebracht. Andere bedrijven hebben Electras ook omgebouwd tot vrachtvliegtuigen. Een klein aantal is heden ten dage nog in dienst als vrachtvliegtuig, onder meer bij Buffalo Air in Canada.
In het kader ‘wat is een turboprop?’
Een turboprop is in feite een kruising tussen een straalturbine en een propeller motor: de turbine drijft via een vertragingsmechanisme de propeller aan. Als krachtbron is een turboprop efficiënter en goedkoper dan een (ouderwetse) zuigermotor en is daarom een geliefde krachtbron voor verkeersvliegtuigen voor de korte en middellange afstand.
De Electra’s van de KLM
De carrière van de Electra is een beetje ondergesneeuwd onder de sensatie van de eerste generatie straalvliegtuigen in de burgerluchtvaart, er is weinig literatuur over en omdat ze maar een jaar of tien in dienst bleven stonden ze nooit erg in de aandacht. Ten onrechte overigens, het was een prima vliegtuig en de KLM heeft er veel plezier van gehad.
De jaren ‘50 waren een moeizame tijd voor de KLM geweest, de winstcijfers bleven achter bij de verwachtingen, er crashten een aantal Constellations, zodat de maatschappij in een slecht daglicht kwam te staan en de bedrijfsleiding wisselde aan aantal keren. Mede dankzij de prestaties van de Lockheed Electra werden de bedrijfsresultaten in de zestiger jaren gestaag beter.
De KLM heeft vanaf 1959 in totaal 14 Electra’s in dienst gehad, die veelal werden in gezet op de middellange Europese routes (o.a. Madrid, Rome, Athene, Lissabon en Stockholm) en verre-oosten routes (o.a. Saigon en Kuala Lumpur). KLM was de enige Europese luchtvaartmaatschappij die de Electra’s in dienst had. De Electra’s voldeden goed en bleven in dienst tot 1969. Hierna werden alle elf overgebleven Electra’s verkocht aan de Amerikaanse maatschappij Universal Airlines. Ze werden ze vervangen door de Douglas DC-9. Dit was nog voor de energiecrisis van 1973 en de brandstof was toen nog relatief goedkoop, anders had de KLM ze wellicht nog enige jaren in dienst gehouden.
Er is één KLM-Electra verongelukt, nabij Cairo in Egypte. Het betrof vlucht 823 naar Kuala Lumpur, op 11 juni 1961, met de PH-LLM een L-199 C Electra die pas sinds 1960 in dienst was. De machine was onderweg van Rome naar Cairo voor een tussenlanding en raakte bij de nadering van het internationale vliegveld in het donker een heuveltop. 20 van de 36 mensen aan boord vonden de dood bij dit ongeval. Als oorzaak wordt een fout van de piloot genoemd, het lag derhalve niet aan het vliegtuig.
Conclusie
De Lockheed L-188 Electra was een goede en economisch verantwoorde keus van de KLM in een periode dat straalvliegtuigen nog niet echt kosten effectief konden opereren op de korte en middellange afstand. Toen de technische problemen met de Electra eenmaal verholpen waren bleek het een betrouwbaar vliegtuig te zijn waar de KLM veel plezier aan heeft beleefd. Helaas zijn ze nooit echt populair geworden en men mag hopen dat dit na publicatie van dit artikel wat verandert.

