Een vliegmaatschappij is altijd moeilijk geweest. Maar toch worden in een ongekende zware tijd voor de luchtvaart nieuwe maatschappijen opgericht. Waarom is dit?
Harde wereld
Het oprichten van een maatschappij is altijd al heel moeilijk geweest. Het aantal start-up maatschappijen wat uiteindelijk weet te slagen, ligt ongeveer op 10% van het totaal aantal start-ups. De luchtvaart is simpelweg een ontzettend harde wereld als het gaat om concurrentie. Als het opzetten van een maatschappij mislukt, gaat er veel geld en tijd verloren. Er zijn namelijk ontzettend grote investeringen nodig om een maatschappij op te richten. En deze moeilijkheden zijn er al in normale tijden. Toch zijn er enkele maatschappijen die juist voordelen inzien van deze pandemie en de stap durven te zetten, maar waarom?
Kansen
Er wordt verwacht dat op het moment dat de vrijheid van vliegen weer terug is, er een enorme piek komt in de vraag naar vluchten. Mensen staan te popelen om weer in een vliegtuig te stappen. Hier liggen dus kansen voor start-ups.
Daarnaast brengt de huidige tijd een ander voordeel met zich mee. Je kan tegenwoordig toestellen aanschaffen voor lage prijzen. Dit is voor een start-up vaak een knelpunt. De aanschaf van een toestel is gigantisch duur voor een bedrijf dat nog nooit heeft gevlogen. Boeing en Airbus zien recordaantallen als het gaat om geannuleerde bestellingen. Daarom zullen deze fabrikanten niet terug deinzen om fikse kortingen te geven aan klanten die nu wel een toestel willen kopen. In de schaduw van 9/11 maakte Ryanair hier ook gebruik van. Dit was een tijd waar mensen angst hadden om te vliegen en er was dus een flinke daling in de vraag naar vluchten. Boeing raakte hierdoor hun vliegtuigen moeilijker kwijt, en was bereid om Ryanair een flinke korting te geven op een massale order van 151 Boeing 737’s.
Addertje onder het gras
De verwachting voor vraag is dus hoog, en toestellen kunnen voor lage prijzen worden aangeschaft. Klinkt goed, maar wat is het addertje onder het gras? Ten eerste wordt verwacht dat als er de vrijheid er weer is om te mogen vliegen, er onderling tussen maatschappijen een grote prijsoorlog ontstaat. Dit klinkt misschien opmerkelijk aangezien de prijs van een product vaak omhoog gaat naarmate er veel vraag naar is, maar in dit geval is de vraag geheel wederzijds. Passagiers willen weer vliegen, maar maatschappijen willen hun stoelen vullen. Hierdoor kom je als start-up midden in de vuurlinie terecht en krijg je het zwaar te voortduren. Daarnaast wordt ook verwacht dat passagiers niet allemaal meteen weer gaan vliegen. Sommige zullen nog steeds angst hebben om aan boord van een vliegtuig te stappen. En de makkelijkste manier om die mensen ook om te krijgen is door je ticketprijzen laag te maken. Ook blijft de aanschaf van een toestel, ook met flinke korting, nog steeds enorm duur.
Moedige maatschappijen
Er zijn dus maatschappijen die het gaan proberen. Maatschappijen als het Amerikaanse Breeze Airways, opgericht door medeoprichter van JetBlue, David Neeleman. Deze low-cost maatschappij wil meerdere grote Amerikaanse steden met elkaar verbinden. Ze willen dit in eerste instantie doen met een geleasde Embraer’s van het Braziliaanse Azul. Op de lange termijn willen ze een volledige A220 vloot hebben. Ook het Noorse Flyr gaat het proberen. Zij zien mogelijkheden op de low-cost markt omdat Norwegian Air zich in zwaar weer bevindt. Zowel Breeze Airways en Flyr hebben een digitale aanpak. Zo gaat het boeken van vluchten via een app op je telefoon, en besteden ze beiden veel aandacht aan klantenservice en klantvriendelijkheid.
Hoe moeilijk deze maatschappijen het daadwerkelijk gaan krijgen moet de komende maanden blijken. Maar wat er ook gebeurt, moedig zijn ze wel.