KLM vloog met haar helikoptervloot voornamelijk personeel naar en van boorplatforms in de Noordzee. De dochteronderneming van KLM staakte in 1998 haar operaties na ruim dertig jaar actief te zijn geweest.
Geschiedenis
De helikopterafdeling van KLM werd in 1965 opgericht als volledige dochtermaatschappij. De voornaamste activiteit bestond uit het faciliteren van een luchtbrug naar de olieboor-werkzaamheden in de Noordzee. Niet alleen werden mensen vervoerd, maar ook werden bijvoorbeeld goederen aan boord van schepen op de Noordzee gebracht.
Tussen 1977 en 1978 vloog KLM Helicopters BV ruim 8.000 vlieguren. De toenmalig directeur Karaminga liet weten het daaropvolgende boekjaar (1978-179) te groeien naar 10.000 vlieguren.De groei was ook zichtbaar in de vlootomvang. In 1979 breidde de KLM-dochter haar vloot uit met vier nieuwe helikopters. Drie Sikorsky’s en één Bolkow BO-105 helikopter, wat de totale vloot op elf toestellen bracht. Ruim tachtig procent van de vluchten stonden in teken van de olie- en gaswinning op de Noordzee en er werden ongeveer 3.000 passagiers per dag vervoerd.
Concurrentie
De concurrentie in Europa nam in de jaren ’80 toe. Het beloodsen van zeeschepen werd sinds de jaren ’70 gedaan wat goed was voor ongeveer 850 vluchten per jaar. In de jaren daarna neemt de concurrentie vanuit Franse bedrijven toe. Zij vliegen met kleinere helikopters richting de Rotterdamse haven om schepen te beloodsen. Medio 1985 gaat KLM-Helikopters samen met het bedrijf Schreiner Airways in zee om gezamelijk te opereren. De Schreiner-vloot ziet als voornaamste activiteit het beloodsen van schepen in het Rijnmondgebied. Uiteindelijk werd het bedrijf in 1998 aan Schreiner Airways verkocht nadat eerder Era Helicopters in 1991 nog 49 procent van de aandelen bij de KLM kocht.
Lees meer: