Ik kijk naar mijn opengeslagen koffer. ‘Even scherp zijn, Rens!’, denk ik. Vandaag gaat de vlucht naar Teheran, Iran. Een land op een dikke vijf uur vliegen bij ons vandaan. Een land waar heel andere regels gelden dan in ons vlotte, ruimdenkende kikkerlandje.
Ik check de CIS (Crew Information Sheet) voor de instructies. Een lijst van vooral ‘don’ts’ bungelt voor mijn ogen. Naast het dragen van bedekkende en ingetogen kleding zal er geen alcohol gedronken of ingevoerd mogen worden. Ook het meenemen van kaartspellen is verboden. Wanneer ik dan ook nog lees dat ‘aanstootgevende’ magazines als Playboy, de NCRV-gids én de Libelle verboden zijn, denk ik even dat ik misschien toch maar liever thuisblijf.
Zuchtend pak ik mijn koffertje zorgvuldig in. Het is maar een vierentwintig uurs-stop. Vierentwintig uur zal ik, samen met mijn collega’s, op de twaalfde verdieping van het hotel in Teheran verblijven. Achter gesloten deuren. Want daar zijn we ‘vrij’. Daar mogen we met onze westerse lijven, in korte broek met topje aan, sporten op een verloren hardloopband en een hometrainer. Daar zullen we ons volgieten met limonade en onze -zelf meegebrachte- borrelnootjes naar binnen werken. Het zal er vast niet minder gezellig op worden.
Nadat ik ben aangekomen in het vliegtuig zie ik hoe de stoelen zich vullen met mensen. Ik sta in mijn strakke rok -op knielengte- aan boord. Mijn pumps zijn hoog en de onderkant van de zolen is felrood. Mijn haren zijn opgestoken en ik glimlach iedereen verwelkomend toe. Gastvrijheid, professionaliteit en laagdrempeligheid zijn de sleutelwoorden.
Mijn positie is vandaag bij de instapdeur, dus ik val met mijn neus in de boter bij de eerste kennismaking met onze passagiers. Er zijn twee dingen die mij direct opvallen en die mijn vooroordelen voor deze vlucht tenietdoen. De mannen die ik tref zijn allemaal vriendelijk en gemakkelijk benaderbaar. De vrouwen dragen veelal helemaal geen hoofddoek en zijn ronduit prachtig te noemen. Dikke, weelderige haren, olijfkleurige gezichten, de prachtigste ge-epileerde wenkbrauwen en her en der een witte pleister over de neus ter indicatie dat een plastisch chirurg zijn of haar best gedaan heeft. Wat een mooie mensen hebben we aan boord vandaag!
De vliegtuigdeuren zijn dicht gegaan en ik doe mijn ronde door de cabine. Ik check of alles correct opgeborgen is en of iedereen goed vastzit in de riemen. Ondertussen peil ik mijn eigen werkgebied. Wat voor publiek zit daar en welke inschatting kan ik maken over hoe ik hen het beste kan benaderen? Het is een gemêleerd gezelschap waarin oud en jong, man en vrouw door elkaar heen zitten. Een groepje van acht mannen, op twee midden rijen achter elkaar, valt mij op. Ze hebben lol met elkaar. Ik kan hen niet verstaan, maar ze blikken steeds mijn kant op. Ik glimlach vriendelijk en knik hen toe.
De vlucht neemt zijn aanvang. De motoren brullen en we stijgen op vanaf een natte, druilerige startbaan. Op naar Teheran!
Ik doe wat ik altijd doe. Ik verleen een vlotte, actieve service en probeer positiviteit te halen én te brengen uit datgene wat nu juist níet op het service-schema staat: ‘simpele’, menselijke interactie. Empathie te geven aan mensen die zich vermoeid voelen, compassie te bieden aan mensen met een persoonlijk verhaal, steun te geven aan een alleenreizende moeder met drie kleine kinderen én humor en gevatheid te bieden aan de groep mannen. ‘I aim to please!’
Vanuit mijn perspectief ervaar ik de vlucht als gezellig. Ik doe mijn best en ik heb het idee dat iedereen dat ook ziet en kan waarderen. Hoewel ik, in alle eerlijkheid, misschien een beetje té frivool ben naar de mannen. Ik geef het eerlijk toe. Achteraf gezien had ik dat wat scherper in een cultureel kader moeten plaatsen, maar ik kan het niet helpen. Ergens binnen in mij ontstaat er een intense behoefte om juíst te prikkelen, juíst te rebelleren en dat randje op te zoeken, terwijl dat wellicht niet helemaal handig is.
‘Cabin crew, prepare for landing!’ Het commando vanuit de cockpit galmt over de PAS en we zetten de daling verder in naar Teheran, Iran. En dán gebeurt het. Wat was ik naïef! De schellen vallen van mijn ogen: daarnet zaten ze nog met wapperende haren in mijn werkgebied, maar nu trekken alle dames hoofddoeken uit de tassen. Alle haren worden er keurig netjes onder gedaan. Sommige vrouwen zijn in enen zelfs volledig gesluierd en bijna onherkenbaar. Ik weet niet wat ik zie. Het contrast tussen mijn beleving van de vlucht en de laatste meters die we samen maken voordat ons toestel Iraans grondgebied raakt, is enorm.


‘Cabin crew, doors may be opened’. De senior purser opent de vliegtuigdeur en de passagiers verlaten het vliegtuig. Op naar bekend terrein voor hen en totaal onbekend terrein voor mij. Ik glimlach en knik ‘mijn’ passagiers toe en wens hen een heel prettig verblijf toe. “Hope to see you again on board soon!’
De senior purser staat naast mij bij de deur. We ronden samen op deze wijze de vlucht af. Het zogenaamde puntje op de ‘i’. In de hoek van de gate staat de station-manager te wachten op de laatste passagiers. Wanneer uiteindelijk iedereen uitgestapt is, reikt hij de senior purser een groot pakket met zwarte kleding aan. Het woord dat in mij opkomt is: kraai. Het zijn zwarte, lange gewaden, die geheel vormloos zijn. Niks geen strakke blauwe rok om mijn heupen of blitse rode pumpzolen. Wanneer ik het kraaienkleed over mijn hoofd gooi, verzuip ik met mijn één meter achtenvijftig in het Iraanse regelement. Er blijft niets van mij over. Eén grote, zwarte, nietszeggende vlek. Dat ben ik. Een propje. In het zwart.
Samen met mijn crew verlaat ik het vliegtuig. Ik voel een bepaalde vorm van woede in mijn borrelen. En vanuit rebellie besluit ik het vliegveld als mijn catwalk te gebruiken. Wat nou: onderdrukking? Wat nou: identiteit- loos? Mijn heupen wiegen onder het kraaienkleed als nooit tevoren. ‘Work it, Rens! Work it!’ Ik geef het toe. Het valt niet mee om een zwart laken vorm te geven, maar ik geef mezelf een tien voor de poging.
Bij de douane tref ik wederom mijn passagiers. De crew heeft een andere rij dan de passagiers, maar de rijen staan direct naast elkaar. Ik bevind mijzelf daarmee naast de mannenclub uit mijn werkgebied. Ze spotten mij in mijn nieuwe outfit. Ze lachen om mij. In mijn kraaienkleed. Ik ervaar dat ze mij uitlachen. ‘Welcome to Teheran!’ schampert één van hen tegen mij. En alle mannen lachen. Ik word hier keihard op mijn plek gezet. In mijn hemd gezet? Nee, in mijn chador gezet. En ik voel me boos. ‘Kloteland, klootzakken’, denk ik. En ik vergeet in mijn chador heel eventjes hoe aardig iedereen eigenlijk was aan boord.
Een paar maanden later mag ik weer naar Teheran. Dit keer ben ik beter voorbereid. Ik besluit mijn eigen hoofddoek mee te nemen. Een mooie lichtblauwe, zijden sjaal met geborduurde bloemen erop. Ook neem ik mijn blauwe winterjas mee en doe mijn broek aan. Daarmee voldoe ik aan alle regels: mijn armen, benen en hoofd zijn bedekt.
Bij aankomst in Teheran staat daar de stationmanager. Hij reikt een groot, zwart pakket uit met kraaienkleding en de hele vrouwelijke crew die er niet op bedacht is, zal zich hierin moeten gaan hullen. Ik dit keer niet. Ik drapeer mijn sjaal om mijn hoofd en maak er een statement van om zoveel mogelijk blond haar eronderuit te laten steken. Ik ben op een missie. Een kleine vrouw in haar kleine verzet. Want even: waar slaat dit op? Waar is de grond, het gefundeerde argument om een vrouw te omhullen met een kraaienkleed? Mijn inziens, is die er niet.
Sommige mensen zouden een vergelijking kunnen maken met het dragen van een mondkapje in onze huidige maatschappij. Het is dezelfde ‘windowdressing’ die plaats vindt hier als dat er is in Teheran. Geen gefundeerd argument dat het mondkapje rechtvaardigt. Toch ontstaat hier dezelfde beweging als in Iran: het opvolgen van regels.
In Nederland zie ik tot mijn vreugde ook steeds meer mensen hun mondkapje onder hun neus dragen en zichzelf gezonde, frisse lucht toedienen. Ik glimlach terwijl ik mijn lichtblauwe, zijden sjaal met geborduurde bloemen opvouw en terugleg in mijn kast. ‘Zo, die ligt daar prima te verstoffen,’ denk ik. Wanneer mag Nederland weer ademhalen en kan het mondkapje bovenop de hoofddoek gelegd worden?
Renske Dragt is auteur van het boek ‘Love is in the air’. Via Up in the Sky kunt u met de code “upinthesky10” het boek extra voordelig bestellen! Voor de code in bij het winkelmandje.
-
Boek Love is in the Air€15,00
De nieuwe Bose A30-pilotenheadset: beter dan ooit?
Bestel nu in de webshop van Bose Aviation!

