We hadden het vroeger maar druk op Schiphol, omdat je alles wat je wilde weten, eerst voor moest kauwen aan de computers. Niks handige apps, niks checken met je I-phone, gewoon werken voor de kost!
Voor 1500 gulden inclusief toeslag kwam ik in 1984 mijn bed om 04.00 uur uit. Op zondagmorgen. Het had gesneeuwd (dat deed het vroeger wel eens). Onder de sneeuwlaag zat een keihard bevroren laag regen van gisteravond, zodat ik met een breekijzer en pannen kokend water de voorruit van mijn Corsaatje moest schoon zien te friemelen. Tot ongenoegen van mijn kerkse buren, die dat geraas ‘s morgens vroeg op de dag-des-Heeren, niet echt konden waarderen.
Met inmiddels bevroren haren, zonder winterbanden, kreukelzones, airbags, airco, lane assist, parkeerhulpen, hoofdsteunen, toerenteller, bandenspanningsmeter, maar mét cassettedeck, monoradio en een snelle streep op de flank naar Schiphol.
Parkeren bij het Hilton op P9E en klossen door de sneeuw langs het in aanbouw zijnde NS-station. Dan naar boven, langs waar nu de medische dienst zit, de gang in naar de meldkamer. Een ongelooflijk ongezellige, muffe ruimte zonder licht, met natte jassen, de lucht van uitgetrokken laarzen en een petieterig apparaat waar je je voor dienst aan moest melden.
Aan de andere kant van de krakende lijn zat Els. Waarschijnlijk breiend, want ik ken haar niet anders dan nijverig doorhalend en af laten gaan of -slaan. Ik ben niet zo bekend met brei-terminologie. Els was immer vrolijk en had een vast riedeltje, doorspekt met een accent waarvan ik nu nog niet weet waar het vandaan kwam. Ik zal proberen het fonetisch weer te geven.
“Goeiemorgen Els, Jan hier voor de pieren”
“Hahaaaaai Jan, Goeiemojjege, kopjuh koffieieieie en dan Ceeteeju Viejjjjj gjjaag…. Of nee, (tikkende naalden) doe maajjjj Ceeteeju Acht voojjjj de opvang van de Najjjita.”
“Ja, Els, OK”
Koffie… Was ik daar nu om 04.00 uur mijn nest voor uitgekomen? Enfin, op naar de KLM-kantine, want de HEMS, het luxere restaurant op Schiphol, was nog niet open. Kop thee erin en op naar de D-pier (de huidige F-pier), waar in de kromming van die pier een transferbalie zat (CentraleTransferUnit-8). Alle passagiers die een doorverbinding hadden moesten hier ingecheckt worden voor de vervolgvlucht. Om 06.00 uur was het hier nog leeg, maar binnen een half uur liepen er 9 747’s binnen met een dikke tweeduizend transferpassagiers. Je wist dan ook zeker, dat je hier tenminste tot 10.00 uur vastgekoekt zat.
Koud dat het hier was! Ondanks het verbod op het negeren van de uniformvoorschriften, zat er een bont gezelschap van truien, sjaals, dikke sokken, jassen en mutsen aan de balie. Het was daar alsof je nakend-zonder-hemd en op de tocht aardappelen zat te schillen in plaats van passagiers hun instapkaarten te geven. Op rare, hoge stoelen die met een ketting aan de vloer vastzaten. Geen idee waarom dat was. Zal niet tegen het jatten zijn geweest want die stoelen zaten voor geen meter en waren spuuglelijk.
Had je pech dan stond chef-Emma achter je. Emma was een lieverd maar erg van de regels en dus ook van die voor het uniform. En dus moesten alle warmhouders weg en zaten we erbij als klapperende kippen voor het abattoir. Lijden voor de klant en vooral mooi weer spelen. En dat bij min tien.
De passagiers kwamen aanspoelen bij de balie op Schiphol. De Tokyo (Najjjjita volgens Els), toen nog met allemaal tourleaders met vlaggetjes, die alle passagiers netjes oplijnden voor onze balie. De Toronto, vlak ervoor met weinig transfer maar wel met veel Neder-Canadezen die onze balie voorbijliepen naar de aankomsthal. De Melbourne/Sidney, met die heerlijke nonchalante Aussies en hun “G’day mates”. De Joburg, met veel Engelandaansluitingen net als de Lagos/Accra, waar vooral de Ghanezen met hun felgekleurde en prachtige gewaden de aandacht opeisten. Mixed-kisten waren er ook die in een keer 4 bestemmingen afraffelden (Singapore-Kuala Lumpur-Karachi-Muscat of Taipeh-Bangkok-Dubai-Athene). Maar ook vluchten vol met weesjes uit Seoel, waarvan de toekomstige ouders soms naar de gate mochten om hen te ontmoeten.
Dat alles mengde zich aan de balies tot een internationale brij van slaperige bolhoeden, moeie batik-blouses, scheve kabaja’s, afzakkende afritsbroeken en enge blote benen. Gelardeerd met kretek, bolknak en Gauloises en de onmiskenbare “vliegtuiglucht”. Een beetje vreemd chemisch luchtje met een zweempje kerosine, een beetje lijflucht, een toefje toiletverfrisser, een snufje omelet en een goh-ik-ben-net-wakker-laat-ik-eens-gapen-na-mijn-knoflookmaaltijd-lucht. Wij, net fris uit bed, kregen die walm over ons heen.
Na een paar uur stug doorwerken en een enorme tijdsdruk (want iedereen moest wel een vervolgvlucht halen en de transfertijd stond toen ook al op 50 minuten), was het voor de balies leeg, was het behoorlijk opgewarmd en supermuf door al die lijven en zat een pauze er niet in, want er moest alweer ingestapt worden. Vliegtuigen en niet zelf, maar passagiers.
Dus Els werd gebeld. Liefst zo laat mogelijk, zodat we even konden bijkomen, maar meestal was zij ons voor en begon spontaan opdrachten uit te delen. “Petjja , naajjj de Monjjjovia, KL577 op D49, Fjjank naar de Biman op D51”, enzovoort. Binnen no-time was de balie leeg en liepen we naar de gates in de D-pier op Schiphol om daar de vertrekkende vluchten op pad te helpen.
In die tijd hadden we het druk als er 10.000 klanten over Schiphol kwamen. Gezien het vele handwerk was dat ook wel zo’n beetje het maximum van wat we aankonden. Nu is het behaaglijk in de pieren, checken de 10-voudige aantallen passagiers zichzelf in en is de vliegtuiglucht nog steeds aanwezig. Van samenstelling veranderd, maar met een duidelijk herkenbare link naar het verleden.
En er is nog iets raars aan: als je er in zit ruik je het niet, maar doe je een vliegtuigdeur open, denk je: “Ja, da’s typisch Odeur de Cabine numéro 588.”