Niet de trein maar de auto is de voornaamste concurrent van het vliegtuig op afstanden tot 750 kilometer. Dat concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM), dat in opdracht van het Ministerie voor Infrastructuur en Waterstaat fungeert, in een onderzoek naar de toekomst van het zakelijk reizen.
Vandaag presenteerde het KiM de resultaten van haar onderzoek naar zakelijke vliegreizen, de zakelijke luchtvaartreiziger en de toekomst van het zakelijk vliegen. Uit het onderzoek volgen enkele interessante conclusies. Zo wordt het volledige herstel van het aantal zakelijke reizen pas in 2025 verwacht en is het nog maar de vraag of de trein op korte afstanden zo’n aantrekkelijk alternatief is voor het vliegtuig.
Zakelijke reizigers in het vliegtuig
Ongeveer vijf procent van de Nederlandse bevolking vliegt zakelijk. Tegelijkertijd is deze groep goed voor dertig procent van alle vliegreizen die Nederlanders maken. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Italië, Spanje en de Verenigde Staten zijn onder zakenreizigers de populairste bestemmingen. Over het algemeen is de afgelegde afstand bij zakelijke reizen lager ten opzichte van vliegreizen met een ander doel: de helft van alle zakelijke vluchten vindt plaats over een afstand van minder dan duizend kilometer.
Meer zakelijk reizen leidt tot meer vliegen
De voornaamste redenen om zakelijk te vliegen zijn kennisuitwisseling en het bijwonen van vergaderingen. Zakelijke vliegers stappen overigens niet altijd in opdracht van de werkgever in het vliegtuig. Zij nemen ook zelf het initiatief om bijvoorbeeld een beurs te bezoeken of deel te nemen aan een congres. Ook privéoverwegingen spelen daarbij dikwijls een rol, zoals de mogelijkheid de reis te combineren met een korte vakantie of een bezoek aan vrienden of familie.
Volgens het KiM zet meer zakelijk vliegen aan tot meer vliegen in het algemeen. Het zakelijke en privénetwerk van mensen wordt dankzij de zakelijke reizen groter. Om deze netwerken te onderhouden wil men soms vliegen. Bovendien zorgt de bediening van zakelijke reizigers door luchtvaartmaatschappijen ervoor dat het vluchtaanbod aantrekkelijker wordt: de vluchtfrequentie is hoger en er zijn meer directe vluchten. Reizen wordt daardoor voor alle soorten reizigers toegankelijker.
Tot slot is ook het inkomstenmodel van de luchtvaartmaatschappijen een factor. Zakelijke klanten betalen per gevlogen kilometer 2,8 keer meer dan niet-zakelijke klanten. Door deze inkomsten kunnen de maatschappijen de kosten voor niet-zakelijke reizigers drukken. De loyaliteitspunten die zakelijke frequent flyers verzamelen worden vaak ingezet voor niet-zakelijke vluchten. Bovendien moet deze groep loyale klanten actief blijven vliegen om hun status binnen het loyaliteitsprogramma te behouden, waardoor wederom uiteindelijk meer gevlogen wordt.
De auto of de trein als alternatief voor het vliegtuig
Een belangrijke conclusie in het onderzoeksrapport betreft het pakken van de trein in plaats van het vliegtuig als alternatief voor het reizen op korte afstanden. Niet de trein, maar de auto is in de ogen van het KiM de voornaamste concurrent van het vliegtuig op afstanden tot 750 kilometer. Maatregelen die erop gericht zijn om mensen minder te laten vliegen, leiden daardoor naar verwachting eerder tot meer autokilometers dan tot meer treinkilometers. Bovendien wordt de ruimte die ontstaat op luchthavens waarschijnlijk opgevuld door langeafstandsvluchten, terwijl juist het vliegen op lange afstanden voor het overgrote deel van de CO2-uitstoot zorgt. Het is dus maar de vraag of de treinplannen die het ministerie, Schiphol, KLM, NS en ProRail eind vorig jaar presenteerden, een succes zullen blijken.
Herstel van coronacrisis
De coronacrisis zorgde ervoor dat het zakelijk vliegen zeer sterk afgenam. Het KiM verwacht dat de zakelijke reizigers later terugkeren dan de niet-zakelijke reizigers. Dat komt onder meer door het aangescherpte reisbeleid vanuit de werkgevers, risicomijdend gedrag, investeringen in online vergadermogelijkheden en een positievere houding ten aanzien van online-overleg. Pas tegen 2025 zou het aantal vliegers weer terug op het niveau van 2019 zijn, zo voorspelt het KiM.