Mijn elfjarige dochter is bezig met het maken van haar familiestamboom. Haar blonde hoofd is gebogen over een groot vel wit papier. Haar wangen kleuren rood door de ijver en nauwkeurigheid waarmee zij zich kwijt aan de deze taak. Onder alle namen staan de beroepen en bezigheden van haar familieleden. Opa, de 747-piloot, een oom, de A320-piloot, nog een oom, de JSF-piloot. Het duurt dan ook niet lang of de vraag die ik wel verwachtte, wordt gesteld: “Mama, wat heb jij eigenlijk voor beroep? Wat zal ik zeggen?” Ik twijfel over een antwoord. En mijn hoogsensitieve dochter pakt dat direct op. “Schijfster, mam? Je baan als adviseur? Iets in de politiek anders? Antropoloog? Of zal ik maar gewoon zeggen dat je stewardess bent?”
“Nee!” Dat laatste triggert mij. “Nee, lieverd. Mama is zéker geen stewardess meer.” Het is de keiharde waarheid. Ik ben in november 2019 gestopt met vliegen. Sinds die tijd heb ik alle nachten (op een enkel tripje na) in mijn eigen bed geslapen. De wekker gaat deze twee jaar (op een paar werkgerelateerde uitzonderingen na) op fatsoenlijke tijden. Ik eet met regelmaat en aan tafel: niet vechtend tegen de slaap om drie uur ‘s nachts en leunend tegen een galleyblad aan. Mijn huidige werkdag start (in principe) tussen half negen en negen uur. Niet om één uur in de nacht, vier uur in de nacht en de derde dag om half drie in de nacht. Ik drink mijn koffie met collega’s of -dankzij het coronabeleid- thuis, niet met een verbrande tong door te veel haast of -met afgrijzen- een koude bak, omdat er een belletje is afgegaan van een passagier.
De enige bagage die ik momenteel draag is mijn laptop en een rits aan paperassen. Geen extra ondergoed en een tandenborstel voor een ‘you never know’-situatie in mijn opzettas. Een telefoon en portemonnee volstaan, want aan het einde van de dag ben ik nog steeds binnen de Nederlandse grenzen. Ook is er niemand die de bagage midden in het gangpad voor mijn voeten dropt en verwacht dat ik de kilo’s wel even naar boven hijs.
Ik beweeg veel te weinig. De auto en het OV brengen me nu naar de bestemming: de laag vet op mijn onderbuik getuigt daarvan. ‘Hallelujah voor het thuiswerken!’
Geen gangpaden als catwalk meer, of eindeloze luchthavens die nog bewandeld mogen worden, terwijl de kilocalorieën eraf vliegen. De mensen die ik nu binnen mijn werkveld spreek zijn vriendelijk, hebben kennis van zaken en hebben intrinsieke motivatie. De collega’s die ik in mijn vliegende leven in het werkveld sprak zijn minstens net zo bevlogen en hebben ook een intrinsieke motivatie, maar hebben tegelijkertijd al menige bezuiniging moeten doorstaan. “Nee lieverd, mama is zeker geen stewardess meer….”
Mijn rooster was normaliter een maand van tevoren wel bekend. Op een enkele uitzondering na bleef dat rooster dan ook intact. Ik heb niet hoeven dealen met roosters die om de haverklap veranderden, met hotelquarantaines, eenzame opsluiting terwijl je helemaal niet ziek bent, of vluchten die in het teken staan van verbinding en service terwijl je barstende hoofdpijn krijgt van het mondmasker in een tóch al droge vliegtuiglucht. Ik heb ook geen stress gehad over het wel of niet behouden van mijn baan…..
De collega’s spraken elkaar (bij uitzondering) aan op hun ‘performance on the job’. Niemand sprak over het wel of niet innemen van malariapillen….. Malaria….tsjoh! Daar kan je me toch ziek van worden!
“Nope. Ik ben geen stewardess meer.”
Maar wat ben ik dan wel? Wie ben ik? Ik begeef mij op het pad waarop ik al mijn hele leven loop: ik heb geen idee. ‘Vroegah’ was het heel normaal om je identiteit te koppelen aan het beroep dat je had. “Ik ben piloot”, “Ik ben verpleger”, “Ik ben ICT’-er”, “Ik ben juf”.
Bén je dat dan? Is dát dan hoe je jezelf definieert? Ik bén een beroep, ik ben een bezigheid, een bepaald salaris, een opleidingsniveau. Wanneer ik op mijn sterfbed lig en reflecteer op mijn leven, is dan het beroep dat ik zal noemen wat mij zal kenmerken? Mij zal definiëren als mens?
Nee. Ik denk oprecht van niet.
Op mijn sterfbed zal ik reflecteren op mijn gedrag, op de wijze waarop ik mij gehouden heb op de momenten dat het er werkelijk toe deed in het leven, de schade die ik anderen berokkend heb, de spijt die ik heb over niet gebruikte kansen, maar ook de liefde die ik voel voor de mensen die mijn pad hebben gekruist.
De rest doet er weinig toe.
Waarom blijven we hier als mensen dan zo hardnekkig in volharden? In het neerzetten van mensen op basis van hun beroep, op basis van hun opleiding of salaris. Het ontneemt je de kans om meer te zijn dan dat alleen. Andersom geredeneerd, haalt het de wind bij iemand anders onder de vleugels die ook zoveel meer is dan precies passend in het uitgezette hokje.
Ikzelf heb dit onrecht, deze machteloosheid ervaren toen ik vloog en hoogopgeleide vrienden mij vroegen ‘wanneer ik nou toch eindelijk eens iets serieus ging doen met mijn leven’ of juist precies andersom, toen mevrouw De Passagier met haar dochter voorbijschoof, haar neus snoof en haar dochter vertelde: ‘Kijk, dit is nou wat je wordt als je niet goed je best doet op school’.
Ik zie het in mijn huidige werk, waarin ik gastcolleges heb mogen geven en examens heb mogen afnemen bij bevlogen MBO-studenten Luchtvaartdienstverlening. De strijd, de machteloosheid van het ‘afgeserveerd worden’ door de samenleving, omdat je ‘maar’ MBO doet. Ik merk het op in de gesprekken die ik voer met gemeenten over radicalisering en polarisatie. Wanneer mensen etnisch geprofileerd worden, letterlijk afgeserveerd worden op basis van hun achternaam, wanneer inwoners uit achterstandswijken komen, armoede ervaren, multi-problematiek ondergaan waar ‘wij’ geen weet van hebben: de boosheid, de hopeloosheid, die dat met zich meebrengt. Het bewust buitensluiten van mensen, het niet laten meedoen in de Nederlandse maatschappij en daarbij dan als mede-Nederlander de gedachte koesteren dat dit ‘oké’ is. Ik verkeer in de overtuiging dat deze ellende, zich uiteindelijk tegen ons allen zal keren. Want de jeugd maakt (of breekt) straks onze eigen toekomst. En beleid is zinloos wanneer niemand meer praktisch of adequaat kan handelen.
‘Labeling’. Als er iets is wat ik u en mijzelf daarom wens voor 2022 dan is het wel dat we als mensheid afstand nemen van het in kaders plaatsen van andere mensen. Het denken dat we wel weten hoe iemand anders is, denkt, filosofeert of –nog erger- iets wel of niet kan (!) op basis van onze eigen, vooringenomen aannames. Die wijzende vinger, waarbij in dezelfde hand er drie vingers zich naar onszelf toekeren.
In de woorden van Metallica:
‘Point the finger, slow to understand.
Arrogance and Ignorance go hand in hand.’
Mijn dochter fronst haar wenkbrauwen en is niet tevreden met mijn speech. Er moet in haar stamboom tenslotte een ‘label’ geplakt worden, anders is het niet kloppend meer.
En ik denk bij mezelf: Pech. Daarvoor ben je dan ook nog maar elf. Een brein in ontwikkeling. Mijn vleugels zijn gekortwiekt: ik ben geen stewardess meer. Maar wat ik al die jaren heb gedaan in de lucht zet ik voort op de grond. De basis van mensenwerk in geschrift en praktijk op de voorgrond zettend: een basis van verbinding en van vertrouwen. Een basis waarin het ont-kaderen, het mogen meedoen en elkaar vinden op basis van gelijkwaardigheid en in de diversiteit van ons mens-zijn, dé pijlers in onze samenleving zijn. De fundering van onze democratie van beleidsmatige paperassen naar gezond verstand in de praktijk. Ik kan niet wachten op die persconferentie.
Ik wens u en de mensen van wie u houdt, een menswaardig 2022.
Renske Dragt schreef het boek ‘Love is in the air’ over haar tijd als stewardess. Met de code ‘upinthesky10’ kunt u het boek extra voordelig bestellen!
-
Boek Love is in the Air€15,00
-
KLM 787 Dreamliner Schaalmodel 1:150€109,95
-
KLM 747 Schaalmodel 1:150 (Uitverkocht)€129,95