De meeste collega’s bij Passage Afhandeling, inclusief de porters van Service Q, in de jaren ’80 waren leuk. Het was een ratjetoe van vooral jonge mannen en vrouwen uit alle lagen van de bevolking. En waar je veel jongelui bij elkaar zet, daar gaat het broeien. Af en toe was het net een middelbare school, met al zijn groepjes en plaatsen waar je wel en niet zat.
’s Morgens vroeg werd je snel nog even aan de koffie gestuurd, voordat de passagiersrijen te dik werden. Op dat tijdstip was alleen de KLM-kantine, schuin boven vertrekhal-zuid, open. Daar stond de pot met Bravilor-koffie, steevast aangebrand, of de theekan waar waarschijnlijk ooit eens een blaadje thee doorheen was gewapperd. En dat in Amsterdams water. Uilenzeik smaakt beter. Dertig cent (in guldens) kostte dat lichtbruine nat. We deden het er mee, omdat het sociale contact in de ochtend belangrijker was. Even bijkletsen over van alles en nog wat, maar vooral over anderen.
In de KLM-kantine zaten de no-nonsers. Op een keukenstoel, aan keukentafels van formica en een vloer van linoleum. En dat alles in grauwe kleuren. Elke stoelbeweging snerpte door je ziel en de akoestiek was die van een zinken teil, aangedreven door een tweetactmotor. Het stonk er ook, want er mocht volop gegauloiseerd of gemarlbororeerd worden. Het shaggehalte was er hoog evenals de belinda-mentholletjes. Het had wel een voordeel. Je was meteen wakker.
De yes-nonsensers wachtten met aflos voor de koffie totdat de HEMS (Horeca Exploitatie Maatschappij Schiphol) openging. Die zat door de douane heenlopend op de tweede aan de rechterkant, met zachte banken en een gezelliger omgeving en een andere sfeer. Hier zaten de extravagantere, de meiden-van-stand met minstens vier achternamen, de semi-kakkers en de Hagenaren van Marlot. In de KLM-kantine was je onderdeel van het gesprek en kon je vreselijk lachen, in de HEMS deed je jezelf een genoegen door te observeren en te luisteren. Luisteren naar werelden waarvan ik als Leidse-Hagenees zat te klapperen met mijn oren. HEMS of KLM-kantine, je bui van de dag bepaalde waar je ging zitten.
In de HEMS maakte ik kennis met de ervaringsverhalen en de weekendbelevenissen van de lieve jongens. Onderwerpen waar ik nog nooit van gehoord had werden afgewisseld met hele shows over wat die-en-die wel niet allemaal met zus-en-zo had uitgespookt. Tot in het diepste detail. We hadden in verhouding veel lieve jongens, net zoals aan boord overigens. Blijkbaar hebben vliegen en grondwerk extra aantrekkingskracht.
Ik was er wel blij mee. Na aanvankelijk wat gegeneerd meeluisteren, begon ik steeds meer beeld te krijgen bij de belevenissen van mijn collega’s. En kon ik mij verslikken in mijn koffie als Henri weer eens de bühne koos. Ongemerkt creëerde hij begrip, acceptatie, respect en daarmee vrijheid.
Achteraf gezien moet ik constateren dat het waarschijnlijk een walhalla geweest moest zijn, daar bij Passage. Ondanks dat het echt niet vanzelfsprekend was in die tijd om je geaardheid te tonen, werd er bij Passage niet moeilijk over gedaan. Iedereen wist van elkaar wie wat was en als er weer een nieuwe lichting binnenkwam, werd die gekeurd. Althans, zo voelde ik het toen ik in mei ‘84 kwam binnenstappen. Er is mij nog nooit zo vaak gevraagd of ik al een vriendin had.. Bij ‘nee’ gingen de verwachtingen omhoog, bij het ‘nog niet’ erachteraan verslapte de aandacht vrijwel direct.
En toen.. klopten hiv en aids aan de deur. We wisten niet wat er gebeurde. Iets wat tot dan toe weggezet werd als een lokaal probleem in Amerika, maakte de eerste slachtoffers bij Passage. Weg was de vrolijkheid, de onbezorgdheid, de vrijheid en het begrip. Er kwam wat meer afstand, contacten minder innig. De souplesse was weg.
Er begonnen jongens weg te vallen. De mooi-boys, de jongen die twaalf talen sprak, de jongen die ons fruit uit eigen tuin toestak, de wildebrassen, maar ook de teruggetrokken verlegen jongen die ‘het’ ook bleek te hebben. Allemaal jong, met nog zoveel verwachtingen. Ik kreeg het er koud van, vond het moeilijk hoe te reageren. Dezelfde kou die ik destijds voelde op de begraafplaatsen in Normandië, met witte en grijze stenen op een groen gazon, met oude eiken, wuivend in de wind. En onder de grond tienduizenden jonge jongens. Waar mijn eigen zes kleine jongens bedremmeld rondliepen, de sfeer proefden en begrepen. En voorzichtige vragen stelden. “Pap, deze is maar 18. Dat is toch best wel jong”. En: “Kijk pap, hier ligt een piloot van 23, naast zijn broer van 21… Toch wel mooi dat ze naast elkaar liggen”. “Waarom moesten ze eigenlijk dood, hield niemand dan van ze?” In de auto, terug naar ons huis, was het stil.
HIV, het had invloed op ons allemaal, op ons gedrag, op onze onbezonnenheid, op onze spontaniteit. En we snapten het niet. Het was vooral zo oneerlijk. De sfeer werd bedrukt, alhoewel er toch ook hier collega’s waren die het aandurfden om aids te tarten en er een zwartgallige humor op los te laten. Niet meer door Henri, want ook hij mocht niet meer verder.
Misschien is het voor de huidige generaties Passage- en Vliegstewards niet meer zo’n ding. Ik weet het niet. Er zijn betere medicijnen, we weten veel meer. Je kunt gewoon knuffelen. Je mag uit iemands kopje drinken, een hand geven en nog lang leven. Zaken die toen helemaal niet vanzelfsprekend waren.
Onze jongens zijn niet op een mooi ereveld begraven, met elk jaar een grootse herdenking en elke dag duizenden toeristen die naar onbekende graven staren. Maar ze hebben net zo hard moeten strijden in een tijd die vaak vijandig was. Om redenen waarvan elk weldenkend mens zich nu toch echt zou moeten afvragen: “Waarom eigenlijk?” Denk nog eens aan ze, die mooie en vrolijke jongens van Passage. Ze verdienen het.
De nieuwe Bose A30-pilotenheadset: beter dan ooit?
Bestel nu in de webshop van Bose Aviation!

