Tussen 1920 en 1940 ontwikkelde Schiphol zich al snel tot een der grootste en meest moderne luchthavens ter wereld. Van een drassig grasbaantje en hangars van zeildoek tot een stelsel van betonnen startbanen en hangars van gegolfde staalplaten met stalen draagspanten. Een enorme ontwikkeling in slechts twintig jaar tijd.
Het waren natuurlijk de vliegtuigen die de ontwikkeling van de luchtvaart mogelijk maakten. Maar vliegtuigen hebben een vliegveld nodig, zoals als een schip een haven behoeft. Aanvankelijk begon Schiphol als militair veld, maar al snel deed de burgerluchtvaart haar intrede. Op 17 mei 1920 opende KLM haar eerste lijndienst: de luchtlijn Amsterdam – Londen. Schiphol deed dienst als landingsplaats voor Amsterdam. Dat jaar waren er 440 passagiers, een hoopvol begin.
Als militair vliegveld verminderde de betekenis van Schiphol geleidelijk, maar voor de burgerluchtvaart werd de luchthaven steeds belangrijker. Op 1 april 1926 kocht de gemeente Amsterdam Schiphol en ging men voortvarend aan de slag: de drainage van het veld werd aangepakt en de toegangswegen werden verbeterd. Er werd een betonnen platform aangelegd van vijftig bij honderd meter, en op het inmiddels tot dertig hectare gegroeide bebouwde gedeelte bolgde de bouw van een stationsgebouw en een verkeerstoren. Drijvende kracht achter deze onstuimige groei was Jan Dellaert. Onder zijn leiding breidde Schiphol gedurende de jaren 20 en 30 sterk uit en werd het een van de best uitgeruste luchthavens van Europa. Met het bombardement op Schiphol aan het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam echter tijdelijk een einde aan het werk van Dellaert.
Bezetting
Al ver voor de Duitse inval was de dreiging van een oorlog op Schiphol te merken. Alle vliegtuigen moesten worden voorzien van landidentificatie, de passagiersaantallen liepen terug en lijndiensten vielen uit. De landidentificatie was het gevolg van de beschieting van een DC-3 van KLM, de PH-ASM (Mees), boven de Noordzee. Hierop volgde het besluit alle verkeersvliegtuigen knal oranje te spuiten met de naam van het land van registratie in koeienletters boven de ramen. Toch bleef de luchthaven zo normaal mogelijk functioneren. Sommige routes werden in de maanden voor de oorlog weer geopend. Het Deutsche Luft Hansa kreeg op 15 maart 1940 zelfs nog toestemming om de gesloten lijn Amsterdam – Berlijn weer in gebruik te nemen.
Nederland begon pas op 6 mei met de versterking van Schiphol. Veel te laat, want Duitsland bombardeerde op 10 mei strategische plekken in het kader van de verovering van Nederland. De luchthaven verkeerde in diepe rust toen de eerste bommen om twee minuten voor vier ’s nachts op de landingsbanen vielen. De vliegtuigen van de ‘Luchtafdeeling der Koninklijke Landmacht’ (Fokker G-1’s) die op het vliegveld stonden werden niet geraakt. Ze stegen zo snel mogelijk op voor een tegenaanval, maar het effect was gering. De bommen hadden hun verwoestende werk gedaan.
Fliegerhorst 561
Vijf dagen na de inval capituleerde Nederland. De Duitsers doopten Schiphol om tot ‘Fliegerhorst 561’ en gebruikten het vliegveld na herstelwerkzaamheden als basis voor de Luftwaffe. Ze breidden het uit met een treinverbinding, meerdere gebouwen en een verlenging voor de mistlandingsbaan. Fliegerhorst 561 was, als commandocentrum voor alle vliegvelden in Noord-Nederland een van de belangrijkste Duitse plekken van het land. De Duitsers kregen ook een aantal KLM-vliegtuigen onbeschadigd in handen waaronder vijf DC-3’s, inclusief de al eerder genoemde ‘Mees’. Ze werden in dienst gesteld van Luft Hansa en twee overleefden de oorlog.
De luchtafweer werd al eind mei 1940 gestationeerd. Vanwege de leidende positie van Schiphol werden rondom het vliegveld relatief grote aantallen luchtafweergeschut opgesteld. Begin 1942 ging het om twaalf stuks van 88 millimeter en twintig van twee centimeter. Schiphol werd zo het zwaarst verdedigde Duitse vliegveld van Europa. Interessant detail is dat de start- en landingsbanen werden bedekt met een fraaie groene verflaag, om zo ontdekking vanuit de lucht te bemoeilijken. Dit werkte natuurlijk averechts voor de eigen vliegers, die bij slecht zicht Schiphol soms niet terug konden vinden. Om de vijand nog verder te misleiden werden verschillende ‘schijnvliegvelden’ aangelegd in Rijsenhout, Vogelenzang, Aalsmeer, Vijfhuizen, Bennebroek.
Al snel bood het nu zwaar verdedigde vliegveld onderdak aan veel verschillende vliegtuigen. In mei 1940 arriveerden bijvoorbeeld de Junkers 88’s van de III./KG 4. Deze toestellen hadden enkele weken eerder hun nieuwe basis nog gebombardeerd. De eenheid deed van hieruit mee aan de Slag om Engeland. Begin 1941 vertrok de Gruppe naar een andere locatie binnen het Duitse rijk.
Vanaf eind juni 1940 streken ook de eerste Bf 109-jachtvliegtuigen op Schiphol neer. Zij behoorden tot de I./JG 54. De jaren daarna was het een komen en gaan van eenheden. Voor de jagers (Bf-109’s) was het een prachtige locatie, zo dichtbij Engeland. De terugkerende Engelse bommenwerpers konden zo nog even een trap na krijgen voordat ze de Noordzee over staken. Een verkenningseenheid die lang op Schiphol verbleef was de 3./(F) 122. Deze eenheid gebruikte de voormalige luchthaven van november 1940 tot februari 1944. Zij ondernam verkenningsvluchten naar Groot-Brittannië.
Een Staffel (eskader) dat langere tijd op Schiphol zat was uitgerust met de Dornier 217-bommenwerpers. Deze werden zowel overdag als voor nachtelijke operaties gebruikt. Na een jaartje operationeel te zijn geweest merkte een aantal piloten dat sommige vliegtuigen slechter presteerden, met name de oudere toestellen. Een sergeant van de onderhoudsploeg ontdekte waarom.
De Luftwaffe liet de onderzijde van de Do-217’s zwart spuiten voor nachtelijke aanvallen, om zo herkenning door zoeklichten boven Engeland te ontmoedigen. Echter, als er bij daglicht moest worden gevlogen moest de onderzijde weer netjes hemelsblauw worden geverfd. Door dit vaak genoeg te herhalen hadden sommige bommenwerpers een dikke en zware laag verf aan hun vleugels kleven, hetgeen de prestaties nogal beïnvloedde.
Het belang van Fliegerhorst 561 zorgde ervoor dat het vliegveld onder vuur van de geallieerde luchtmachten kwam te liggen. In totaal viel er zo’n vierhonderd ton aan bommen op het terrein. Het zwaarste bombardement vond plaats op 13 december 1943. 199 Amerikaanse vliegtuigen, veelal B-26 Marauders, gooiden die dag bijna zestienhonderd bommen. De ravage was zo groot dat de Duitsers besloten Fliegerhorst 561 te verlaten. Een paar maanden later vernietigden ze zelf de laatste overblijfselen van de eens zo vooruitstrevende luchthaven, zodat de geallieerden het vliegveld niet als uitvalsbasis zouden kunnen gebruiken.
Schiphol en operatie Chowhound
De laatste oorlogswinter, de Hongerwinter, werd zo’n 22.000 Nederlanders fataal. Van 2 tot 7 mei 1945 deed Schiphol dienst als afwerpplaats voor 1.982 ton voedsel. Dit was in het kader van operatie Chowhound. Geallieerde bommenwerpers dropten deze pakketten om de nood van de Hongerwinter te lenigen. Ondertussen hadden de Duitsers zich op 5 mei overgegeven en was heel Nederland bevrijd. Op 8 mei kwam het vliegveld weer in Nederlandse handen en kon er begonnen worden met de wederopbouw.
Wederopbouw
Na de bevrijding werd Schiphol weer Schiphol. Daarvoor werd de hulp van alle beschikbare werkkrachten ingeroepen. In mei 1945 waren er 440 mannen aan het werk, in september liep dat aantal al op tot 1850. Het dichten van bomkraters, niet ontplofte bommen onschadelijk maken en natuurlijk puinruimen behoorden tot de taken. Het leek een wanhopige onderneming, maar doorzettingsvermogen en de behoefte te werken aan de wederopbouw van Nederland, waren een grote motivator. Er werden tijdelijke houten barakken opgetrokken in een nieuwe straat met de toepasselijke naam Vrijheidsstraat.
De regering wilde Nederland er na de oorlog snel bovenop helpen en de transportsector moest een grote rol daarbij gaan spelen. De wederopbouw van de luchthaven ging daarom direct van start. Na de oorlog zette Dellaert zich in voor een snelle heropening en herbouw van het vliegveld. Al snel daarna richtte hij zijn aandacht op de toekomst van de luchthaven. Zijn in 1947 gepresenteerde plan om het nieuwe Schiphol te bouwen als een centraal stationsgebouw met tangentiële banen was revolutionair in West-Europa.
Op 20 mei 1945 landde het eerste vliegtuig al op Schiphol. Dat was een verkenningsvliegtuigje, maar op 8 juli volgde het eerste militaire toestel en nog geen drie weken later het eerste verkeersvliegtuig. Om de wederopbouw van Nederland te versnellen, opende KLM binnenlandse lijnen naar Eindhoven, Maastricht, Enschede, Groningen en Leeuwarden. Dankzij de inzet van honderden arbeiders was Schiphol vanaf november weer bereikbaar vanuit alle windstreken en maakte de luchthaven zichzelf (en Nederland) klaar voor de toekomst.