Meer dan dertien jaar nadat een Airbus A330 van Air France in de Atlantische Oceaan stortte, waarbij alle 228 mensen aan boord omkwamen, staan de Franse maatschappij en Europese fabrikant de komende weken voor de rechtbank in Parijs met nabestaanden van de omgekomen inzittenden.
De vlucht verdween op 1 juni 2009 in het pikkedonker tijdens een equatoriale storm op weg van Rio de Janeiro naar Parijs. Na een zoektocht van twee jaar naar de zwarte dozen van de A330, ontdekten Franse onderzoekers dat de piloten het tijdelijke verlies van gegevens door bevroren sensoren verkeerd hadden behandeld en het toestel in een vrije val duwden, zonder te reageren op waarschuwingen. In 2021 besloot het gerechtshof van Parijs dat Air France en Airbus terecht moeten staan voor hun rol bij het dodelijke ongeluk. De hoorzitting van maandag zal de eerste keer zijn dat Franse bedrijven rechtstreeks worden berecht voor ‘dood door schuld’ na een vliegtuigongeluk, in plaats van individuen.
De zaak van negen weken leidt naar verwachting niet tot aanzienlijke financiële sancties. Deskundigen zeggen dat er eerder al grotere bedragen zijn betaald als schadevergoeding of civiele schikkingen. Volgens Franse juridische experts is de maximale boete voor beide bedrijven, indien zij veroordeeld worden voor dood door schuld, slechts 225.000 euro of vijf keer de maximale geldboete voor een persoon, die in tegenstelling tot een bedrijf ook gevangenisstraf kan krijgen.