Mijn luchtdoop kreeg ik destijds in een Aviation Traders ATL-98 Carvair, een vliegtuig dat vanwege de boven het hoofddek geplaatste cockpit welbeschouwd nog meer in aanmerking komt voor de bijnaam ‘Jumbolino’ die gangbaar is voor de BAe 146/Avro RJ100. De machine gaat vanwege deze overeenkomst soms door voor de ‘Propeller 747’. Mijn reismaatje en ik spraken over onze ‘Jumbo Jet Mini’, de propellermotoren ten spijt.
Freddie Laker, een van de eerste luchtvaartondernemers die binnen de luchtvaartwereld het no frills-/low cost-bedrijfsmodel omarmde met zijn Skytrain, timmerde al eerder inventief aan de weg. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog ging hij binnen zijn bedrijf Aviation Traders Limited (ATL) van start met het ombouwen van uitgediende bommenwerpers en transportvliegtuigen. Daarmee koos hij ook toen al voor goedkope efficiënte oplossingen. Ferryboten bestonden nog niet, laat staan hovercrafts. Gefortuneerde Britten en Ieren die een auto rijk waren, wilden hun bolide echter graag meenemen naar Europa.
Onrendabel
De Bristol 170 Freighter die in die dagen gebruikt werd voor het gecombineerde vervoer van auto’s, paarden en passagiers, verouderde niet alleen snel maar beschikte ook over een zeer beperkt laadvermogen. Zelfs de ‘lange neus’ Mark 32 kon slechts drie auto’s herbergen, naast twintig passagiers. Een geboekte auto die niet kwam opdagen, maakte de vlucht meteen onrendabel. Als gevolg van de toenemende gemiddelde lengte van Britse auto’s in de jaren vijftig, verergerde deze situatie ook nog eens. Laker kwam op het idee de Douglas DC-4 een nieuwe rol te laten spelen op het luchtvaarttoneel toen dit type vliegtuig bij de komst van jets als de Douglas DC-8 en de Boeing 707 massaal werd uitgefaseerd. Een drukcabine was niet nodig voor de korte vluchten over Het Kanaal en de Ierse Zee.
Bult
Laker nam de DC-4 voor haar nieuwe taak stevig bij de neus. De cockpit werd boven het bovendek geplaatst en de neus werd voorzien van van openslaande deur zodat auto’s direct het toestel konden in- en uitrijden. Het resulteerde in een verschijning met een bult, evenals bij de acht jaar later op de markt verschenen Boeing 747. Alhoewel er meerdere dubbeldeksvliegtuigen zijn gebouwd, waaronder de Airbus A380 en de Antonov An-124 en An-225, kenmerken de Carvair en de 747 zich als enige door zo’n iconische bult. Of Joe Sutter, de geestvader van de Jumbo Jet zich door het uiterlijk van de Carvair heeft laten inspireren? In het door hemzelf geschreven boek 747 rept hij met geen woord over die lookalike. Ook in de zeer uitgebreide woordenlijst komt de Propeller 747 niet voor, niet onder haar volledige naam en evenmin onder de verkorte versie daarvan.
Car Via Air
Gelet op het zwaardere gewicht dat de in een Carvair omgetoverde DC-4 kreeg te vervoeren, rustte Laker haar uit met sterkere remmen. Ook de staart werd vergroot. De motoren van het type Pratt & Whitney R-2000-7M2, veertien cilinder stermotor met elk een vermogen van 1450 pk, waren wel geschikt voor de nieuwe missie. Hij kocht achttien DC-4’s en ex-militaire C-54’s aan om zijn plannen te verwezenlijken. Ansett Australia leverde op een later tijdstip ook nog drie van haar DC-4’s aan voor deze configuratie. Laker gaf de machine de naam Aviation Traders ATL-98 Carvair, waarbij Carvair stond voor: Car Via Air. Het eerste prototype, de G-ANYB, maakte haar eerste vlucht op 21 juni 1961. In de standaarduitvoering kunnen vijf grote auto’s mee en 22 passagiers. Ook behoorde het tot de mogelijkheden het vliegtuig in ongeveer veertig minuten tijd om te zetten in een configuratie van twee of drie auto’s en 55 passagiers. In een full-pax-configuratie was de machine goed voor 85 passagiers. Met een driekoppige bemanning op de bok kon het toestel met een snelheid van vierhonderd kilometer per uur op een maximumhoogte van ongeveer negentienduizend voet een afstand van tweeduizend nautische mijlen overbruggen.
Wereldwijd uitgevlogen
Omdat het ontwerp aansloeg, speelde Laker al met het idee van een grotere versie, gebaseerd op de casco’s van de Douglas DC-6 en DC-7. Intussen rukten de ferryboten echter op. Vandaar dat het ontwerp daarvoor in de prullenbak belandde. Op 12 juni 1968 verliet de VH-INM als laatste Aviation Traders ATL-98 Carvair de fabriek in Stansted. British United Air Ferries (BUAF, het latere British Air Ferries, BAF) Air Ferry, Air Lingus en Channel Air Bridge gingen tot aanschaf over. Die eerste met de meeste exemplaren. Op 1 januari 1977 maakte deze airline haar laatste vlucht met een Carvair. De ‘Jumbo Jets Mini’s’ vlogen wereldwijd uit naar andere operators die te vinden waren in Frankrijk, Italië, Luxemburg, Spanje, Zwitserland, Tunesië, de Dominicaanse Republiek, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika en Australië. Die laatste verkocht ze weer door naar Zuidoost-Azië. De N89FA, met de weinig florissante bijnaam ‘Miss 1944 Fat Annie’, beschikte als laatste tot 21 maart 2021 over een nog luchtwaardige conditie. Vanaf Gainesville Municipal Airport voerde de machine in dienst van Gater Global Flying Services ad hoc vrachtvluchten uit in de Verenigde Staten. Helaas blijkt bij navraag de berichtgeving op een enkele plek op het internet onjuist dat de 9J-PAA, de als VH-INM laatst gebouwde Carvair, tentoongesteld staat gesteld in het South African Airways Museum.
Verongelukt
Van de 21 gebouwde Carvairs zijn er acht verongelukt. 24 mensen kwamen hierbij om het leven en de machines in kwestie waren dusdanig beschadigd dat ze konden worden afgeschreven. Een van de crashes vond op 28 december 1962 plaats op Zestienhoven met de G-ARSF. Het vliegveld was met sneeuw bedekt, het zicht was slecht als gevolg van laaghangende bewolking. In 1962 bevond zich de Bovendijk nog vlak voor baan 24. Deze verhoging werd aangegeven met rode lampen maar die waren bedekt met sneeuw. De cockpitcrew, misleid door het slechte zicht en de witte vlakte, zette de landing te vroeg in. Het vliegtuig raakte de Bovendijk, stuiterde verder waarbij een vleugel afbrak en het toestel over de kop rolde. Alle inzittenden overleefden de tragedie, met uitzondering van de gezagvoerder.
Geen onbelangrijke rol
Dat ‘Goldfinger’ als een van de beste James Bond-films ooit wordt gewaardeerd, is niet gelegen aan het feit dat de Aviation Traders ATL-98 Carvair erin voorkwam. In de bescheiden maar zeker niet onbelangrijke rol die de G-ASDC voor haar rekening nam, werd de gouden Rolls Royce van Goldfinger op het Southend Munical Airport (het huidige London Southend Airport) erin geladen om naar Zwitserland te worden vervoerd.
Geen idee van welk registratienummer de Carvair was voorzien waarmee ik voor het eerst het luchtruim koos. Ze maakte deel uit van de vloot van British Air Ferries, dat is één ding dat zeker is. En ze stond er borg voor dat mijn enthousiasme voor de luchtvaartwereld alleen maar groter werd, toch ook geen onbelangrijke rol. Ons ingetogen gejuich bij het opstijgen vanaf Zestienhoven staat me nog altijd helder voor de geest, met het uitzicht op haar linkervleugel met de twee propellermotoren boven het grijsgrauwe water van de Noordzee. Onvergetelijk was ook die eerste nacht in dat Londense hotel. Niet alleen vanwege het hemelbed waarop we, voordat we erin doken, uitgelaten dansten, maar ook omdat ik gedurende die nacht wel leek te zweven. Dat is me na al mijn latere vluchten nooit meer overkomen.
Lees ook: De Boeing 747 Combi en verwante toestellen
E-Flight Academy Open Dag
Zaterdag 14 september, 10:00 - 15:00 uur
> Maak een voordelige proefvlucht
>Vlieg gratis in de simulator
> Kom alles te weten over elektrische vlieglessen en brevetten!