Januari 1980. Onze vlucht naar Los Angeles met een DC-10 zou pas laat, tegen middernacht, van Schiphol vertrekken.
Eenmaal aan elkaar voorgesteld was de cabinebemanning bijeen in de briefingroom om te luisteren naar de mededelingen van de purser. We kregen de gebruikelijke inlichtingen over indelingsposities, vliegtijd, de aantallen en de bijzonderheden van de passagiers, de maaltijden en de zaken aangaande de flight safety. Zonder enige aanleiding begon de purser ineens te vertellen over een motorincident dat zich enige tijd geleden had voorgedaan op zijn vlucht met een DC-10 vanuit Nairobi naar Johannesburg. Hij had er de afgelopen nacht over gedroomd en in de loop van de dag had hem een steeds sterker wordend gevoel van naderend onheil bekropen.
Hij wilde ons niet bang maken, maar na de recente ongelukken met de DC-10 in Chicago (25 mei 1979) en die boven Antarctica (28 november 1979) was hij begonnen te twijfelen aan de veiligheid van het toestel. De kist zat helemaal vol en we gingen precies op tijd van de startblokken. Door het maximale startgewicht leek de take off wel een eeuwigheid te duren.
We waren net los van de grond toen we een enorme harde klap hoorden. Door de deurraampjes die helaas hoog boven onze hoofden zaten, zodat we buiten niets konden zien, zagen we een felrode gloed. Mijn eerste reactie was : ‘We vliegen nog’, dus bleef ik rustig zitten en wachtte af. De collega die op het klapbankje tegenover me zat, begon breeduit te glimlachen. Ik vroeg haar wat er te lachen viel. Ze zat met haar gezicht naar de passagiers toegekeerd en zei nauwelijks hoorbaar: ‘Alle passagiers zijn opgestaan’, maar haar fluisteren was voor niets geweest want de purser begon luid ‘stall, stall’ te roepen.
Hij maakte zijn riemen los, stond op en wilde naar de cockpit gaan. Omdat de cockpitcrew wel iets anders aan het hoofd zou hebben dan een overspannen purser te woord te staan, probeerden mijn collega’s en ik hem tegen te houden. We stelden hem, zo goed en zo kwaad als het ging, gerust en verzekerden hem dat we nog gewoon vlogen en dat de gezagvoerder ons en de passagiers wel zou vertellen wat er aan de hand was zodra hij daarvoor de tijd zou hebben.
De purser stribbelde tegen en bleef ‘stall, stall’, roepen. Gelukkig hoefden we niet lang te wachten op een telefoontje van de captain uit de cockpit, waarin ons werd uitgelegd dat we inderdaad een “stall” in motor 3 hadden gehad en dat we nu op twee motoren terug zouden keren naar AMS. Vanwege de volle kerosinetanks van de DC-10 moest echter eerst brandstof boven de Noordzee worden gedumpt, wat een paar uur in beslag zou nemen. Hij stelde voor dat we met onze service zouden beginnen.
Het zou bovendien een geruststelling voor de passagiers zijn als ze zagen dat we gewoon aan het werk gingen. Daarna informeerde de gezagvoerder de passagiers over de stand van zaken. Die waren er, evenals de purser, helemaal niet zo van overtuigd dat alles inderdaad wel in orde was, zoals de gezagvoerder beweerde, maar de meesten lieten zich door ons overhalen om toch maar wat te eten en te drinken.
De purser bleef ondertussen in shock op zijn “station” zitten. Na een paar uur rondjes draaien boven de Noordzee stonden we, in het holst van de nacht, weer aan dezelfde gate als vanwaar we vertrokken waren. De deur was nog niet open of de purser pakte zijn tas en rende als eerste, alsof de duvel hem op de hielen zat, van boord. We waren stomverbaasd en het was nauwelijks voor te stellen wat er gebeurd zou zijn als de rest van de bemanning achter hem aan was gehold!
Hij liet het dus aan ons over om de honderden passagiers op te vangen, die in verschillende hotels op en rond het vliegveld ondergebracht moesten worden. Wijzelf werden, nadat alle passagiers verdwenen waren, naar het Sheraton Hotel op Schiphol vervoerd omdat we met dezelfde machine, zodra motor 3 vervangen was, alsnog naar LAX (Los Angeles) zouden vliegen. Hoewel de meeste passagiers die nacht hadden gezworen nooit meer in een DC-10 te zullen stappen waren ze acht uur later bijna allemaal weer aanwezig, evenals tot onze grote verwondering de purser, die de nacht thuis had doorgebracht. We waren ervan overtuigd dat als een van ons vóór de passagiers van boord zou zijn gerend, we de volgende dag hier niet zouden zijn. Waarschijnlijk zelfs nooit meer…
De purser zelf deed overigens net alsof er niets aan de hand was geweest! Uiteindelijk had hij gewoon puur geluk gehad dat hij, toevallig, een paar hele ervaren collega’s om zich heen had gehad. Na al deze gebeurtenissen kwamen we, zonder verdere problemen, veilig in LAX aan.
Lees ook: Douglas DC-10: van slechte start naar veiligheidsrecord – Up in the Sky