´Kom maar hier naast me zitten.’ Ik stond in de deuropening van de kamer waar de crewborrel gehouden werd. De captain wees op een lege stoel naast hem en ik baande me een weg tussen de overige crewleden door, die allemaal al met een drankje in de hand druk in gesprek waren. Ik ging naast hem zitten en we praatten wat over koetjes en kalfjes.
Hoe we erop kwamen weet ik niet meer precies, maar ik begon hem te vertellen dat ik op deze reis een boek gelezen had dat diepe indruk op me had gemaakt, Slaughterhouse Five van Kurt Vonnegut. Het boek vertelt het verhaal van een Amerikaan uit New York City, die in de Tweede Wereldoorlog een dusdanig oorlogstrauma opliep dat het zijn hele leven vernietigde. Hij werkte als Prisoner of War in Dresden in een abattoir (Schlachthaus Fünf) toen de bommen op de stad begonnen te vallen. Hij schuilde met een paar mensen in een koelcel en na een paar dagen waren ze eens voorzichtig naar buiten gegaan om op zoek te gaan naar eten en drinken. Toen zagen ze de totale verwoesting van de stad en de ontreddering van de mensen die het bombardement en de daarop gevolgde vuurstorm overleefd hadden.
Om mijn verhaal kracht bij te zetten vertelde ik vervolgens dat dit boek eigenlijk een aanvulling was op een ander boek dat ik over het bombardement op Dresden gelezen had, Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch. In dit boek zit de hoofdpersoon niet in de stad beneden, maar boven in de lucht als jonge Amerikaanse piloot die samen in een konvooi met zijn collega’s naar Dresden vliegt om daar hun bommen los te laten. Hij beschrijft hoe ze laag boven de stad, over de huizen, scholen, kloosters en kerken vliegen en zien hoe de nonnen, priesters, kinderen en volwassenen, met de ogen en monden wijd opengesperd in paniek naar buiten rennen. De piloten maken zelfs grappen met elkaar en gooien nog wat laatste bommen in de rivier waar veel mensen, vóór het vuur uit gevlucht, ingesprongen waren.
Plotseling zag ik dat de ogen van mijn gesprekspartner vochtig werden. Toen ik nog beter keek zag ik hoe een paar tranen langzaam over zijn wangen naar beneden gleden. ‘Wat is er?’ vroeg ik geschrokken. ‘I was one of them.’ Ik verontschuldigde me meteen, want als ik beter had nagedacht, had ik natuurlijk, door het leeftijdsverschil tussen ons, kunnen weten dat hij als piloot actief zou kunnen zijn geweest in de Tweede Wereldoorlog.
Nee, dat had ik natuurlijk niet kunnen weten, vond hij, want hij praatte er immers nooit over, maar ook híj had een oorlogstrauma opgelopen want hij leed sinds die tijd aan slapeloosheid en als hij al sliep had hij last van de vreselijkste nachtmerries. Hoe moet je daarop reageren? Ik wist het niet, dus praatten we nog wat door over zijn carrière na de oorlog en hoe hij bij de KLM terecht was gekomen.
Hij schonk zichzelf nog maar eens een stevig glas whisky in, misschien om later beter te kunnen slapen, en ik nam nog een glas wijn. Oorlog… wanneer houdt het een keer op?
Lees ook: Wat doet de coronacrisis met de mentale gezondheid van piloten? – Up in the Sky