Tijdens de Tweede Wereldoorlog stortten er zo’n zesduizend militaire vliegtuigen neer boven Nederland, met inbegrip van zowel geallieerde (Britse, Amerikaanse en Canadese met bemanningen die veelal uit meerdere nationaliteiten bestonden) als Duitse machines. Een van de crashes was die van een Avro Lancaster Mk III, registratienummer ND762, van het 35ste squadron van de Royal Air Force.
Het squadron waarvan de ND762 deel uitmaakte stond onder commando van RAF-groep Nr. 8, ook wel bekend als de Pathfinder Force, een vliegtuigformatie die geallieerde bommenwerpers voorafging om doelen voor hen te markeren met behulp van flares, een soort fakkels. Het was 23 mei 1944, toen de machine na een missie op Dortmund weer op weg was naar haar thuisbasis op het vliegveld van Graveley in Cambridgeshire. Honderden bommenwerpers waren die nacht actief geweest om de in het Ruhrgebied gelegen stad die een goot aandeel leverde in de oorlogsproductie, te trakteren op een bommenregen. De Duitsers probeerden op hun beurt zoveel mogelijk geallieerde toestellen te onderscheppen. De ND762 trof dit lot: boven Brabant werd de op 16.000 voet vliegende machine om 01:30 uur onder vuur genomen door een nachtjager.
Een enorme explosie
Ernest “Sherl-E” Holmes, de piloot op deze vlucht, merkte meteen dat het toestel nog maar moeilijk te besturen was nadat het geraakt was. Algauw werd duidelijk dat motor drie bij de stuurboordvleugel in brand stond. ‘Bail out! Bail out!’, riep hij tegen de zeven mannen die bij hem in het vliegtuig zaten, erop doelend dat ze met gebruikmaking van hun parachutes naar buiten moeten springen en aan de naderende crash zouden ontkomen. Intussen probeerde hij de ND762 onder controle te krijgen. Van een van zijn maten kreeg hij een klop op de schouder om aan te geven dat ze klaar waren voor de sprong. Ernest keek een moment om, zag Derrick Ernest Coleman, de bommenwerper, nog staan, uitgerust met zijn parachute. Het volgende moment volgde er een enorme explosie.
Oefenterrein voor Duitse bommenwerpers
Met een plotselinge heftige ruk werd de vlieger door het voorraam van de ND762 geslingerd. Even bungelde hij tegen de buitenkant van de vliegtuigromp, hangend aan de veiligheidsgordels van zijn stoel. Luttele seconden later maakte het toestel een plotselinge draai waarbij Ernest “Sherl-E” loskwam uit zijn netelige positie en de lucht in werd geslingerd. Nog net op tijd slaagde hij erin zijn parachute te openen. Hij kwam bij in het gras, met enkel een gezwollen lip. Zonder te weten waar en waarheen hij liep bevond hij zich op de Landschotse Heide, bizar genoeg een oefenterrein voor Duitse bommenwerpers. In de vroege ochtend liep hij totaal verkleumd Netje van der Heijden tegemoet, die op weg was om de koeien van haar vader te melken.
Zij bracht hem naar een veilige plek, de boerderij van haar ouders: Fons van der Heijden en Mina van Hoof die al aan meer onderduikers onderdak boden. Samen met een tweetal studenten, die waren ondergedoken om niet in Duitsland te hoeven werken, vond Ernest “Sherl-E” onderdak in een verbouwd kippenhok. Ernest voelde zich veilig en geborgen, maar wilde zo gauw mogelijk terug naar Engeland. Later herinnerde hij zich nog dat een kennis van het boerenechtpaar hem smeekte weg te gaan omdat het stel vermoord zou worden in geval hij zou worden ontdekt. ‘Daardoor realiseerde ik me dat zij hun leven waagden om mij te helpen’, zei hij erover. Via contacten van Van der Heijden slaagde de piloot erin Antwerpen te bereiken. Verraad resulteerde er echter in dat hij daar in de handen van de Luftwaffe terechtkwam.
Met de dood bedreigd
Ook bommenrichter Derrick Ernest Coleman overleefde de crash. Na het neerkomen kwam hij al snel in contact met Teunis Haneveld, een ondergedoken student medicijnen die in De Rimboe aan de Kromvensedijk tussen Middelbeers en Westelbeers woonde. Na veertien dagen verblijf in de schuilplaats van Teunis vervolgde Derrick Ernest zijn weg richting Moergestel. Uiteindelijk belandde hij via de nodige tussenstappen in Antwerpen waar hij het slachtoffer werd van verraad door twee man in burger die Duitse politiemensen bleken te zijn. Via het hoofdbureau kwam hij voor elf dagen in een militaire gevangenis in de Belgische stad terecht om vervolgens, evenals zijn maat Ernest “Sherl-E” Holmes, aan de Luftwaffe te worden overgedragen. Beiden werden door de Gestapo verhoord en daarbij bedreigd met de dood met het doel informatie los te krijgen over de verzetsorganisaties. Daarna werden de twee mannen gevangengezet in Stalag (Stammlager) Luft III, nabij Sagan, Duitsland. Dit was een kamp waar gevangengenomen luchtmachtpersoneel verbleef. Later volgde een overplaatsing naar het overbevolkte krijgsgevangenkamp Marlag und Mirlag (Marinlager und Marineinternieringslager) Nord (Tarmstedt) nabij Westertimke, Duitsland.
Erger voorgesteld
Radiotelegrafist Frank Joseph Tudor was de derde man die de crash overleefde. Hij kwam op een boom terecht. Ondanks verwondingen aan zijn hoofd en een gebroken enkel, slaagde hij erin om enkele kilometers verwijderd van zijn landingsplek een boerderij te bereiken. Omdat hij medische behandeling nodig had en het echtpaar dat hem had opengedaan het niet aandurfde hem te helpen uit angst zelf te worden doodgeschoten als ze zouden worden betrapt, besloot hij zich te melden bij de marechaussee in Middelbeers. Overdracht aan de Wehrmacht liet niet lang op zich wachten. Een van de nonnen in het kleine kloostertje waar Frank vervolgens naartoe werd gebracht, stelde de verwondingen van de radiotelegrafist erger voor dan dat ze waren, in de hoop dat hij wat langer bij hen kon blijven en alsnog zou kunnen ontsnappen. Tevergeefs. Het ging richting Amsterdam met hem. Daar volgde verpleging in een door de Luftwaffe geconfisqueerd ziekenhuis. Eenmaal voldoende hersteld werd hij overgebracht naar Bankau, Polen. Toen de geallieerden en de Russen steeds verder oprukten volgde de verplaatsing van de krijgsgevangenen naar het overbevolkte Stalag III-A in Luckenwalde, Duisland. Dat hield vele honderden kilometers marcheren in onder bitterkoude weersomstandigheden.
We act in one accord
De vijf andere bemanningsleden van de ND762 vonden de dood tijdens de explosie van het vliegtuig: navigator John Kennedy Stewart, boordwerktuigkundige John Robert Cursiter, tweede bommenrichter Harold Thomas Maskell en de beide boordschutters Albert William Cox en Alistair Stuart McLaren. Hun lichamen zijn begraven op de Algemene Begraafplaats in Woensel, Eindhoven. Aanvankelijk waren hun graven (KK 55-58 en 70) voorzien van een eenvoudig houten kruis, in de vijftiger jaren volgden de stenen van de Commonwealth War Graves Commission (CWGC) met het logo van de RAF per ardua ad astra – through adversity to the stars op elke steen. Voor piloot Ernest “Sherl-E” Holmes, die tot die 23ste mei tientallen keren richting Duitsland was gevlogen, waren de meesten van deze mannen geen onbekenden. Al vaker hadden zij, geheel in de geest van het squadron Uno anomi agimus – We act in one accord, met elkaar het luchtruim gekozen, de een wat vaker dan de ander. De brokstukken van de machine waarin zij uiteindelijk hun laatste gezamenlijke missie voltooiden, zijn teruggevonden bij het Molenbroek tussen Vessem en Middelbeers, veertien kilometer ten westen van het Eindhovense stadshart.
Geen grotere liefde
Na de bevrijding in mei 1945 konden de drie overlevenden van de ‘Crash Molenbroek’ uiteindelijk behouden terugkeren naar hun vaderland. Pas veel later vernam voormalig piloot Ernest “Sherl-E” Holmes dat de man van het boerenechtpaar die hem destijds onderdak verleende, door de Duitsers is gefusilleerd. Op 20 september 1944 werd Fons van der Heijden aangehouden toen hij uit de kerk kwam. Reden: in zijn woning waren verdachte spullen aangetroffen. Het huis werd zelfs voor een tweede keer doorzocht, zonder dat een gewonde Amerikaan die zich in het varkenshok had verstopt, werd ontdekt. Maar er was voldoende bewijs om Van der Heijden stevig te verhoren.
Om zijn gezin en de nog aanwezige onderduikers te sparen, bekende hij drie vliegers in het verleden te hebben geholpen. Op een akker aan de rand van het dorp vond zijn terechtstelling plaats. De boerderij van het gezin werd verwoest, huisraad en kostbaarheden verdwenen. Zijn vrouw bleef achter met zes kinderen. Voor Ernest “Sherl-E” was het bijzonder emotioneel te moeten ontdekken dat zijn onderduikgever zijn hulp aan anderen met de dood heeft moeten bekopen. Later zei hij tegen de BBC dat de inzet van Fons de Bijbelse passage uit Johannes 15:13 wel heel dichtbij brengt: ‘Niemand heeft een grotere liefde dan hij die zijn leven geeft voor vrienden.’
I will remember
Terugdenkend aan die 23ste mei waarop de crash van de ND762 plaatsvond, schreef de vlieger tijdens zijn gevangenschap een gedicht, beginnend met de woorden: ‘When the sun sets, and darkness falls. I will remember. When the sun rises, and another day is born. I will remember.’ Het hele gedicht is te lezen bij het monument dat Heemkundekring De Hoge Dorpen ter nagedachtenis aan de neergestorte Lancaster op 29 september 2018 plaatste vlak bij de plek waar het vliegtuig neerkwam en vijf jonge mannen het leven lieten. Ernest “Sherl-E” was 97 jaar oud toen het monument onthuld werd. ‘I’m so humbled, thank you’, gaf hij geëmotioneerd te kennen. So humbled… Zowel hij als zijn mannen bezaten die grootse bereidheid hun leven te geven voor vrienden, zo groot was ook hun liefde.