Vliegtuigen op Schiphol maken volgens de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te vaak gebruik van de auxiliary power unit (APU), een ingebouwde hulpmotor die een toestel tijdelijk van de benodigde energie kan voorzien.
De APU werkt op kerosine en veroorzaakt zodoende uitstoot van schadelijke stoffen zoals stikstof, zwavel en (ultra)fijnstof. De hulpmotor zorgt bovendien voor geluidsoverlast. Ten behoeve van de werkomstandigheden van medewerkers op het platform moeten bemanningen daarom zo min mogelijk gebruik maken van het apparaat. In het luchthavenverkeersbesluit Schiphol staat dan ook opgenomen dat de APU alleen gebruikt mag worden als er geen schonere alternatieven zijn, zoals een vaste of mobiele stroomvoorziening en een installatie voor de airconditioning. Onder bepaalde weersomstandigheden mag het systeem wel breder worden ingezet. Het moet dan minder dan vijf of meer dan 25 graden Celsius zijn.
Volgens de ILT is het huidige gebruik echter nog altijd overmatig. Als belangrijke oorzaak wordt gewezen op het feit dat er te weinig alternatieve voorzieningen op het vliegveld aanwezig zijn. Bovendien wordt er te weinig gebruik gemaakt van de voorzieningen die wel aanwezig zijn, en ontbreekt coördinatie tussen de betrokken partijen zoals maatschappijen en grondafhandelaren. Om die reden krijgt Schiphol huiswerk: de luchthaven moet, samen met andere sectorpartijen, binnen drie weken met een actieplan komen om het APU-gebruik terug te dringen. Daarin moet het vliegveld van de ILT met ‘concrete maatregelen met deadlines’ komen om de werkomstandigheden op het platform te verbeteren.
Lees ook: ‘Mogelijk groot gezondheidsrisico rond Schiphol’ – Up in the Sky