Hij maakt niet alleen deel uit van het groepje initiatiefnemers om de N306FE, een DC-10/MD-10 met wel een heel bijzondere geschiedenis, te redden van de slopershamer. Arnold Begeman spant zich ook al enkele jaren in om de C-GTIZ, een Fokker F28 die liefkozend Tizzy wordt genoemd, bij hem in de achtertuin te krijgen.
‘Mijn liefde voor de luchtvaart kreeg ik van mijn vader mee’, vertelt Arnold. ‘Pa’s eerste vlucht vond plaats in een DC-9 van Martinair, de PH-MAN. Eenmaal terug uit Londen maakte hij, als we toch in de buurt waren en de tijd het toeliet, altijd wel even een kleine omweg naar Schiphol om naar de vliegtuigen te kijken. Gewapend met een verrekijker en scanner stonden we dan langs de baan. Hoe meer rook en lawaai er uit een toestel kwam, hoe mooier dat ik het vond.’ Niet alleen thuis maar ook op school hield Arnold het luchtverkeer zo veel mogelijk in de gaten. ‘We woonden in Dronten’, zegt hij. ‘Schiphol-verkeer uit het oosten vloog redelijk laag over. Bij helder weer was het een feest de Boeing 747’s van onder andere KLM, Garuda Indonesia en Singapore Airlines te spotten en ook niet te missen: de Tupolevs van LOT en Aeroflot. De mogelijkheid om vliegtuigen te volgen met behulp van Flightradar24 of Planefinder bestond nog niet, dus het was zaak zelf continu je ogen en oren open te houden.’
Overzichtelijk en bij te houden
Het kwam mooi uit dat Arnolds ouders bevriend waren met Cor Nijmeijer, op dat moment hoofdredacteur van Schipholland. Hij verblijdde vader en zoon met tassen vol persberichten, luchtvaartmagazines, personeelsbladen en zo meer. Arnold vond het superleuk materiaal om door te spitten. ‘Er zat veel Fokker-spul in die tassen, waaronder exemplaren van Fokker bulletin, Focus en het personeelsblad Fokker Trimvlak’, zegt Arnold. ‘Het enthousiasme en de trots op de toen nieuwe Fokker 100 en -50 spatten er bij het Fokker-personeel van af.’ Zodra productielijsten op het internet beschikbaar kwamen, greep Arnold de kans daar doorheen te lezen. ‘Het was een beetje vergelijkbaar met het bekijken van een oude klassenfoto’, meent hij. Het verband tussen beide wordt algauw duidelijk. Want zoals bij het zien van die foto’s uit een oud verleden herinneringen opborrelen aan diverse klasgenoten, gebeurde dat bij Arnold bij het zien van de serienummers die de Nederlandse vliegtuigbouwer aan haar machines had gegeven: hij wist meteen in welke publicatie hij een bepaald toestel eerder had aangetroffen. ‘Het scheelt dat Fokkers geen massaproduct waren’, relativeert Arnold deze bijzondere bekwaamheid. ‘Als er duizenden van de band waren gerold zoals het geval is met de Boeing 737, was het geheid een ander verhaal geworden. Nu was het nog overzichtelijk en bij te houden.’
Op slag verliefd
Hoe mooi hij allerlei vliegtuigtypes ook vindt, de Fokker F28 springt er voor Arnold wel uit. ‘Eind jaren tachtig gingen mijn grootouders op vakantie naar Canada. Mijn vader en ik brachten hen naar Schiphol. Na het uitzwaaien gingen we door naar het Panorama Restaurant om een hapje te eten. Destijds bood die locatie een fantastisch uitzicht op het platform, dus ik rende gelijk naar de grote ramen om daarvan te genieten. Het dichtstbijzijnde toestel was de F-BUTI in Air France kleuren. Ik was op slag verliefd. De eyebrow-ramen en het zwarte neusje op de witte snuit deden me denken aan Snoopy, dat fictieve hondje uit de Amerikaanse stripreeks Peanuts. Het was de eerste keer dat ik een Fokker F28 van zo dichtbij zag. Het toestel was veel groter dan ik verwachtte.’ Sindsdien hield Arnold de F-BUTI zoveel mogelijk in de gaten. ‘Omdat de eigenaar TAT het toestel in de verhuur had, zag ik het elke keer in andere kleuren bij een andere airline, totdat het uiteindelijk verkocht werd aan Canadian Regional en samen met een groot aantal andere werd geparkeerd in Saskatoon, Canada.’
Onderdelen ophalen
Arnold woonde zelf alweer tien jaar in Canada toen hij in 2018 bij de Facebook-groep Fokker Fan Club de aankondiging zag dat de F28’s in Saskatoon opgeruimd zouden worden. ‘De verwachting was dat al deze toestellen binnen een paar maanden zouden zijn verschroot’, zegt hij. ‘Liefhebbers voor onderdelen konden een bestelling plaatsen. Ik aarzelde geen moment. Samen met Rik Barry van de Time Air Historical Society reed ik naar Saskatoon om de door mij bestelde onderdelen van de F-BUTI op te halen. Rik ging mee omdat hij wel oor had voor mijn advies om voor de society onderdelen te kopen van de C-GTEO. Dit toestel was destijds naar Fairchild verscheept om geassembleerd te worden als het eerste prototype van de F-228. Toen het F-228 programma werd gecanceld gingen veel onderdelen van de C-GTEO terug naar Fokker om te worden gebruikt bij de afbouw van de F28-1000. De C-GTEO zelf is een week later gesloopt.’
Voor een leuk bedrag
Enkele jaren later kreeg de Time Air Historical Society de kans voor een leuk bedrag een complete F28 te kopen als onderdeel van een toekomstig museum in Lethbridge, waar zich ooit de thuisbasis van Time Air bevond. Arnold: ‘De keus viel op de C-FTAV omdat dit toestel was uitgerust met een speciaal kleurenschema dat was aangebracht ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Time Air. Later heeft Canadian Regional het vliegtuig overgespoten in de standaardkleuren.’
Arnold woont zelf niet in de buurt van het museum. ‘Jammer, want ik wilde wel dolgraag meewerken aan het opknappen van deze Fokker F28. De klus leek me sowieso leuk en daarom trok ik de stoute schoenen aan en vroeg of het mogelijk was voor mezelf een andere F28 voor dezelfde prijs aan te schaffen. Toen dit geen probleem bleek, stapte ik direct in de auto om naar Saskatoon te rijden. Ik ging voor de C-GTIZ. Op dat moment wist ik nog niet zoveel over de geschiedenis van dit specifieke toestel, maar het bevond zich in een veel betere conditie dan de overige F28’s, zoals de voormalige F-BUTI. Bovendien was de C-GTIZ uitgerust met een grote vrachtdeur in de cabine en dat maakt deze machine extra speciaal.’
Afgeblazen
‘Nadat we met ons verhaal in beeld waren gebracht bij de Lethbridge televisie, meldde Jesse Millington zich bij ons team. Hij was al eigenaar van een ex-Belgische Pembroke die hij wilde restaureren en had ook interesse in een F28. Hij sloot zich aan bij de society, kocht eveneens privé een F28 tegen schrootprijs en bood hulp aan met de demontage en het transport van zowel de C-FTAV als de C-GTIZ naar Alberta. Jesses aankoop werd als eerste getransporteerd, daarna zouden de andere twee in de afgelopen zomer volgen. Maar helaas’, verzucht Arnold. ‘Uitgerekend toen vonden er werkzaamheden plaats aan de baan waardoor de enige uitweg om van het vliegveld af te komen niet kon worden genomen: de Fokker-staarten bleken daarvoor te hoog. Ook toen de baanwerkzaamheden eenmaal voltooid waren, kon het feest niet doorgaan. Doordat het bedrijf dat de elektriciteitslijnen zou optillen inmiddels kampte met personeelstekorten, werden de geplande transporten afgeblazen. Er komt veel organisatie kijken bij de planning van het transport. Niet alleen omdat er meerdere bedrijven bij zijn betrokken, maar ook omdat de weergoden moeten meewerken. Staat er te veel wind of is het kouder dan vijf graden Celsius, dan moet alles weer opnieuw worden ingepland.’
Vlaggenschip
Om foto’s en verhalen van de C-GTIZ boven water te halen, startte Arnold op Facebook de groep Friends of Tizzy (Fokker F28 C-GTIZ). ‘Het is natuurlijk leuk zoveel mogelijk mensen bij het project te betrekken en enthousiast te maken voor de Fokker F28-1000 Fellowship, ooit eens het vlaggenschip van de Nederlandse vliegtuigindustrie’, zegt Arnold enthousiast. ‘Weet je dat de F28-1000 het eerste straalverkeersvliegtuig was dat op Antarctica landde?’ Hij schudt allerlei wetenswaardigheden over dit type zo uit de mouw. ‘Nadat Darwin was getroffen door cycloon Tracy, zijn meerdere F28-1000’s ingezet voor evacuatievluchten. In de overbeladen F28-1000’s werden twintig passagiers meer meegenomen dan de standaard zestig passagiers. De VH-FKE maakte zelfs een vlucht met 128 passagiers. Ook zijn ze ingezet tijdens de Falkland-oorlog. En nog altijd is het vliegtuigtype actief. Daarmee zijn de F28-1000’s de oudste straalverkeersvliegtuigen in de wereld die nog passagiersvluchten uitvoeren voor LADE in Argentinië. Deze wapenfeiten zijn des te meer indrukwekkend als je bedenkt dat er van de F28-1000 versie slechts zo’n honderd zijn geproduceerd, inclusief prototypes.’
Veelvuldig ingezet
‘De meeste mensen hebben er geen idee van hoe bijzonder de F28-1000 werkelijk is’, meent Arnold. ‘Om de directe concurrentie met Boeing en Douglas te vermijden, ontwierp Fokker het toestel zo dat het niet afhankelijk was van speciale grondequipment en kon opereren op kleine luchthavens zonder verharde banen. Deze kwaliteiten maakten de machine bij uitstek geschikt voor de Canadese markt. De F28-1000’s werden veelvuldig ingezet voor het vervoer zowel van mijnwerkers naar geïsoleerde mijnstadjes als van Amerikaanse toeristen, vissers en jagers naar jachtgebieden in het uitgestrekte noorden. De luchthaven waar geland werd bestond slechts uit een gravelbaan. In deze omstandigheden presteerde de F28 beter dan haar voorganger, de Convair CV-640 en CV-580. Voor zover ik heb kunnen nagaan vlogen 43 of 44 van de circa honderd gebouwde F28-1000’s voor kortere of langere tijd in Canada. Transair uit Winnipeg nam het toestel als eerste luchtvaartmaatschappij in de “Americas” in dienst.’
Tikkie jij bent hem
Intussen is Arnold er ook wel achter dat de C-GTIZ een aantal bijzondere dingen heeft meegemaakt. ‘Het toestel was in 1976 van de partij tijdens de jaarlijkse Open Dag van Fokker. Daarna volgde de aflevering aan de luchtmacht van de Ivoorkust. Eenmaal daar vloog de machine naar afgelegen airstrips in de jungle’, zegt Arnold. ‘Op een van deze vluchten begaf de torque link van het onderstel het tijdens de landing (de torque link zorgt ervoor dat de onderstelpoot kan veren en de wielen recht houdt; LK). Niet zachtzinnig belandde het toestel in een sloot. Fokker huurde een Antonov 124 om Tizzy op te halen. In Woensdrecht werd ze gerepareerd en gemoderniseerd. Daarna werd het vliegtuig samen met nog enkele Fokker 100’s verhuurd aan Air Ivoire.
Deze Ivoriaanse luchtvaartmaatschappij nam het echter niet zo nauw met het onderhoud. Na een paar jaar kon Fokker de toestellen in slechte conditie terugnemen. Nadat Tizzy weer was opgelapt, werd ze verkocht aan Canadian Regional dat haar verhuurde aan Inter-Canadien. Binnen een maand lag ze weer langs de kant van de baan. Ze kon voldoende worden opgelapt om naar Calgary te worden gevlogen voor verdere reparatie. Toen die klaar was stond ze voor de hangar te wachten om weer in dienst genomen te worden. Was het niet dat een luchthavenmedewerker had vergeten zijn busje op de handrem te zetten. Dat werd een gevalletje van ‘tikkie jij bent hem’ tegen de neus van Tizzy. Opnieuw ging de pechvogel de reparatie in. Om tijd te besparen werd de radome vervangen door een ander exemplaar. De originele radome belandde op een Fokker F28 die uiteindelijk als oefenobject diende bij de brandweer in Vancouver.’
Een functie voor Tizzy
Waar het heen gaat met de C-GTIZ? ‘Naar Innisfail, Alberta, waar ik woon. Bij onze boerderij is voldoende ruimte om haar een mooie plek te geven. Eerst ga ik er in mijn vrije tijd aan werken om haar weer compleet te maken. Om de kosten te verantwoorden, wil ik haar echt een functie gaan geven. Ik speel met de gedachte kinderen in het toestel de mogelijkheid te bieden piloot of steward(ess) te spelen. Bijvoorbeeld door safety instructies te geven aan hun familie, vriendjes en vriendinnetjes. Tijdens de “vlucht” kunnen ze hen voorzien van koffie, thee of een ander drankje. Simpele kost, zoals hamburgers en hotdogs, kunnen ze ook serveren. En omdat ik vleeskoeien houd, kan het vlees voor deze producten afkomstig zijn van deze dieren. Hoe het allemaal precies is te organiseren zien we wel wanneer het zover is. Eerst maar eens zorgen dat Tizzy hier heelhuids aankomt.’
Een jongere generatie aanspreken
Als het aan Arnold ligt worden er veel meer vliegtuigen gered van de sloop. ‘Het aanbod van de vele luchtvaartmusea die we hier in Canada rijk zijn, is doorgaans beperkt tot militaire toestellen. DC-3’s, Tiger Moths, Chipmunks, Grumman S-2 Trackers, Harvards en ook linktrainers kom je elke keer weer tegen. Ik zou hier graag eens een Douglas DC-8 tentoongesteld zien, een DC-10, een Canadair CL-44, een Airbus A318, een A340 en een Boeing 757. Als musea een jongere generatie willen aanspreken en een nieuwe doelgroep willen aanboren, moeten ze niet steeds met meer van hetzelfde komen. Aan sommige machines zit ook echt een bijzonder verhaal dat ze de moeite van het exposeren waard maakt.
De Fokker F28 PH-MOL is er zo één: de eerste productiemachine, het derde prototype. Dat toestel naar Nederland halen is echt van nationaal belang. De DC-10/MD-10 N306FE is er nog zo één die het verdient ergens in een museum een mooie plek te krijgen: behalve dat zij een van de laatst vliegende DC-10’s was, raakte zij betrokken bij een kapingsactie waarbij zij bewees hoe sterk en betrouwbaar dit vliegtuigtype is. Inmiddels maak ik deel uit van een reddingsactie van dit toestel. Het zou fantastisch zijn als dat gaat lukken. Zelf kopen kan ik haar niet, daar hangt een veel te duur prijskaartje aan. Ik heb mijn handen meer dan vol aan de C-GTIZ en hoop deze Fokker, als ze eenmaal hier is, toch ook nog eens van een paar motoren te kunnen voorzien.’