Opgelucht waren ze, de beide zussen van Norman Marston, dat hun broer zijn missie, een aanval op het Duitse Aken, heeft kunnen volbrengen en dus niet voor niets is gestorven. Op weg naar de thuisbasis werd de Handley Page Halifax Mk III neergeschoten. Een monument in de Oranjepolder bij Hank herinnert aan de crash waarbij hij omkwam, evenals de overige zes bemanningsleden. Voor Norman was het niet de eerste keer dat hij uit de lucht geschoten werd.
In de nacht van 24 op 25 mei 1944 gingen 432 vliegtuigen van het Bomber Command van de R.A.F. de lucht in om een aanval uit te voeren op het spoorwegemplacement Rote-Erde en het rangeerterrein ten westen van Aken. Vanaf de basis Breighton in Yorkshire vertrok ook de LV905 met code EY-W, een Handley Page Halifax MK III bommenwerper, om aan deze ‘raid’ deel te nemen. Het toestel behoorde tot de No 4 Group Bomber-Command, 78 Squadron RAF (Preston’s Own). Aan boord zeven bemanningsleden, bestaande uit piloot Eric Benjamin Wilson, boordwerktuigkundige William John White, navigator Sidney Glen Peterson, bommenrichter Norman Alan Marston, radiotelegrafist Joseph Henderson en boordschutters George Herbert Butler en Joseph Thomas Lloyd Leblanc. De mannen waren afkomstig uit Groot-Brittannië, Canada en Rhodesië.
Langzaam won het toestel hoogte om zich vervolgens aan te sluiten bij de enorme rij geallieerde bommenwerpers die stuk voor stuk op weg waren naar Aken. ‘Willie’ behoorde tot de machines die hun doel bereikten en met succes de geplande aanval uitvoerden. Maar eenmaal weer op weg naar de thuisbasis sloeg het noodlot toe.
Dodelijk arsenaal
Bij het Nachtjagdgeschwader 1 werd er alarm geslagen toen middernacht het bericht binnen kwam dat geallieerde bommenwerpers een aanval uitvoerden op Aken. Vanaf de Belgische vliegbasis Bruste die sinds 1940 door de Duitse Luftwaffe werd gebruikt om Britse bommenwerpers uit de lucht te schieten, stegen de nachtjagers van IV./NJG 1 op voor het uitvoeren van Zahme Sau-acties in de grote bommenwerperstroom. Het was rond de klok van 01.30 uur toen de Halifax onder vuur werd genomen door Oberfeldwebel Karl-Heinz Scherfling. Met zijn Messerschmitt Bf 110-G4 had de Duitse piloot al menige luchtoverwinning behaald en ook ‘Willie’ viel ten prooi aan het dodelijk arsenaal van deze jager. De machine raakte in een duikvlucht en viel in stukken uit elkaar. Twee van de bemanningsleden werden daarbij uit het vliegtuig geslingerd, de andere vijf kwamen diep in het veen terecht, samen met het wrak. Pas na een jaar kreeg Normans familie officieel bericht van de RAF dat hij vermoedelijk was omgekomen.
Aangeschoten
Norman had al veel oorlogsleed meegemaakt voordat die fatale vlucht plaatsvond. In de nacht van 21 op 22 januari 1944 leed de RAF tijdens de aanval op Maagdenburg een zwaar verlies waarbij op één dag 58 vliegtuigen verloren raakten. Een daarvan was de machine met Normans aan boord, eveneens een Handley Page Halifax maar nu van het type Mk II. Deze LW300 met code EY-H werd op de heenweg in de lucht aangeschoten door een Duitse nachtjager. Het toestel raakte beschadigd en verloor brandstof. Desondanks besloot de bemanning de vlucht door te zetten. Als gevolg van brandstofgebrek stortte de machine tijdens de terugvlucht uiteindelijk neer in de Noordzee. Van de zevenkoppige bemanning slaagden alleen Norman en boordschutter M. W. McMillan erin de rubberreddingsboot te bereiken. Met gevaar voor eigen leven deden de beide mannen vergeefse pogingen hun kameraden te redden. Hun verwondingen waren echter te ernstig en het gevecht met de hoge golven te zwaar. Na enkele dagen ronddobberen op zee werden Norman en McMillan opgepikt door een torpedobootjager van de Royal Navy.
Een slecht voorgevoel
Norman, voor de oorlog politieman in Londen en vanwege zijn dapperheid en moedig optreden tijdens de Maagdenburg-raid onderscheiden met het Distinguished Flying Cross, werd vervolgens ingedeeld als bemanningslid op de LV905. Zijn nicht, Chesher, vertelde vanuit Engeland aan de journalist Charles Sanders dat hij een slecht voorgevoel had over de vlucht van 24 mei: ‘Vlak voor die laatste missie kwam Norman terug naar Londen voor de doopplechtigheid van zijn zoontje. Hij gaf toen al aan dat hij niet gerust was op de afloop van het komende bombardement. De bemanning had een nieuwe piloot toegewezen gekregen en in RAF-kringen gold dat als slecht voorteken. Men klampte zich in die dagen vast aan allerlei bijgeloof. Dat kwam dit keer daadwerkelijk uit.’ In totaal keerden 25 toestellen die nacht niet meer terug op hun bases. 121 mannen kwamen om het leven, 48 werden gevangengenomen door de Duitsers, één man raakte zwaargewond en slechts zes mannen slaagden erin uit de handen van de vijand te blijven.
Weer verenigd
Daags nadat ‘Willie’ uit de lucht was geschoten werden de lichamen van de beide crewleden die er tijdens de crash uit waren geslingerd, geborgen en overgebracht naar het R.K.-kerkhof in Oosterhout. Na de oorlog zijn hun lichamen alsnog ter aarde besteld op het Nijmeegse militaire ereveld Jonkerbos. Na een inzamelingsactie om de berging van de Britse bommenwerper te bekostigen, kon ruim dertig jaar na de crash met dit karwei worden begonnen. Tijdens de werkzaamheden die in de eerste week van september 2005 van start gingen en een maand later eindigden, gaf de Halifax LV905 beetje bij beetje haar geheimen prijs. Onder de vele wrakdelen die werden gevonden bevonden zich onder meer de vier motoren en enkele rotorbladen. Zowel een aantal persoonlijke bezittingen als botfragmenten van de resterende vijf bemanningsleden werden blootgelegd. Die laatste zijn op 27 september 2006 overgebracht naar Jonkerbos, waardoor ‘Willie’s’ crew na ruim 62 jaar weer met elkaar is verenigd.
‘Verzet, Vrijheid, Victorie’
Op diezelfde 27ste september vond eveneens de onthulling plaats van het door Martin Copier ontworpen Halifax-monument genaamd ‘Verzet, Vrijheid, Victory’. Twee nog gave rotorbladen zijn in aluminium gespoten, de derde verwrongen propeller is zwart gebleven met daarop genoteerd de namen van de omgekomen bemanningsleden. ‘De twee aluminiumrotorbladen zijn zo symbool voor het V-teken, of een vredesduif. In de polder zijn ze van grote afstand te zien zijn tegen de horizon’, aldus de uitleg van ontwerper. Vandalen zetten het hele monument in de nacht van zaterdag op zondag 15 juni 2008 in de oranje verf. Daags na de smakeloze bekladding zijn de schoonmaakwerkzaamheden begonnen waarna het monument weer in zijn oorspronkelijke uitstraling is hersteld. Op 24 september 2009 kwam de op dat moment 90-jarige Larry Taylor, een van de laatste veteranen van 78 squadron, nog samen met zijn vrienden enkele dagen in Hank om het Halifax-monument en de graven van zijn gevallen kameraden te bezoeken. ‘Dit om onze dank te uiten aan eenieder die een bijdrage heeft geleverd aan de berging en begrafenis van de LV905-crew’, aldus Taylor tijdens de aankondiging van dit bezoek.
Er kon niets worden gedaan
Zonder dat de naam van Anton van der Pluijm wordt genoemd zou dit artikel niet compleet zijn. Als 18-jarige werd hij als eerste geconfronteerd met de gevolgen van de crash van de LV905. In een in 2005 verschenen in het Saga Magazine verschenen interview vertelde hij er destijds zeker van te zijn geweest dat de Duitsers nog geen lichamen hadden afgevoerd. ‘Zij deden nooit hun eigen vuile werk’, stelde hij. Het lichaam van een van de omgekomen bemanningsleden lag op de dijk, de handen waren blauw, waarschijnlijk als gevolg van brandwonden, herinnert hij zich. Luchtbeschermingsdienst LBD die met de Duitsers samenwerkte, arriveerde met slechts twee doodskisten. Omdat Halifaxes altijd zeven bemanningsleden telden, wist Van der Pluijm dat nog vijf lichamen in de romp moesten bevinden. Later zag hij hoe LBD-mannen het moeras onderzochten. In de nasleep van de oorlog en de bezetting had de lokale bevolking dringendere zorgen dan het lot van de vermiste crewleden. Tot twee keer toe werd Hank nog bezocht door het RAF Missing Research and Enquiry (MRE), verantwoordelijk voor het onderzoeken van de locaties van neergestorte vliegtuigen. De conclusie luidde dat er niets kon worden gedaan om de uit de lucht geschoten Halifax te bergen. Tijdens de watersnoodramp van 1953 overstroomde het gebied. In 1955 werd de kreek drooggelegd als landbouwgrond.
Prinselijke hulp
En daarbij zou het zijn gebleven als Anton er niet was geweest. In eerste instantie scheepte de gemeente hem af op grond van twee argumenten: het meest voor de hand liggende waren de kosten en het tweede, waarmee zelfs enkele familieleden het eens waren, de mening dat het Oranjeveld het natuurlijke graf van de bemanning was geworden en niet mocht worden verstoord. Met de plaquette die ter herinnering werd geplaatst nam Anton geen genoegen, hij wendde zich tot prins Bernhard. Die nam contact op met Jan van Loo, een advocaat, en Jan Rowenhorst, een leraar, die met succes campagne hadden gevoerd om een andere uit de lucht geschoten geallieerde bommenwerper, een Canadese Vickers Wellington waarin zich ook nog lichamen van bemanningsleden bevonden, te bergen. Dit resulteerde in de oprichting van een stichting waarvan ook de geschiedenisvereniging Hank deel uitmaakte.
Deze mannen gaven hun leven
In Nederland gelden er twee redenen waarmee autoriteiten gedwongen kunnen worden een neergestort vliegtuig te bergen. Er moet of een aanhoudend gevaar van explosieven zijn of de nabestaanden van de bemanning moeten een verzoekschrift indienen voor hun herstel. De stichting nam contact op met alle families die ze nog konden traceren. Eén man in het bijzonder, Roy Peterson uit Vancouver, die een kleine jongen was toen zijn broer Sidney Peterson stierf in de Halifax, was onvermurwbaar dat de berging zou plaatsvinden. Ook een andere nabestaande vond de plek die nu als landbouwgrond diende inmiddels niet langer geschikt als laatste rustplaats. Niet alleen gepensioneerde militairen en veteranen zetten zich vervolgens voor een bergingsactie in, een lokale oproep bracht in drie weken tijd dertigduizend euro op als bijdrage ter bekostiging van het project. Omdat het zoveel betekent dat deze mannen hun leven gaven voor onze vrijheid.