‘s Avonds vertrokken we uit Tokyo om op diezelfde dag ‘s ochtends aan te komen in Anchorage, Alaska. Dat is een zeer eigenaardige gewaarwording. Eigenlijk gingen we als een soort tijdreizigers ‘back to the future’!
Zo kwamen we in de zomer van 1971 aan in Anchorage, waar we nog een ander fenomeen konden bewonderen: de middernachtzon. Het wordt ‘s nachts niet écht donker omdat de zon zo’n beetje aan de horizon blijft hangen, soms er een beetje onder, soms er een beetje boven. Dat geeft een heel aparte en onwezenlijke sfeer. Het is wel lastig als je gaat slapen omdat je als je wakker wordt niet meer weet of het nacht of dag is. In de winter is het helemaal moeilijk als het 21 van de 24 uur donker blijft.
Het vliegveld van Anchorage was klein en in de aankomsthal werden we verwelkomd door een enorm grote, opgezette ijsbeer. We reden in een krakkemikkige bus naar ons motel (Travellers Inn), waar iedereen, ondanks zijn vervallen staat, eigenlijk toch best dol op was. Onderweg daar naartoe kwamen we langs het water dat zwart zag van de watervliegtuigjes. De bergen aan de horizon hadden nog een beetje sneeuw op de toppen liggen en de natuur zag er prachtig uit. De stad was typisch Amerikaans en straalde ook iets provinciaals uit. Ons motel was in een U-vorm gebouwd en bestond uit twee verdiepingen.
Na aankomst werd er in de crewroom geborreld, waarna we gingen slapen. We spraken af ‘s avonds samen te eten en daarna te gaan dansen in de pianobar. Omdat je in de V.S. auto’s nodig hebt om ergens te komen, had de crew de beschikking over drie Amerikaanse sleeën die door onze eigen BWK’s onderhouden werden. Er werd een keurig logboek bijgehouden, wie de auto’s had gebruikt, hoeveel mijlen er waren afgelegd, hoeveel benzine er was getankt of er bijzonderheden waren voorgevallen, schade, et cetera.
Zo reden we ‘s avonds weg, door dat wonderlijke licht, over brede snelwegen met maar weinig verkeer. We kwamen terecht bij een steakhouse omdat er natuurlijk, in Amerika, steak gegeten moet worden, die je bestelt per gewicht. Zo ontstond er voor de kleine eters wel een probleem omdat het kleinste stukje vlees toch nog altijd 250 gram woog. Meestal werd er door de stewardessen dan ook een steak gedeeld. Wat een enorme lappen vlees eten de mensen daar en dat is ze ook wel aan te zien! Een salade kreeg je automatisch vooraf, maar je moest wel je keuze (welke dressing je wilde hebben: French, Italian of Blue Cheese) aan de waitress opgeven. Je kreeg een grote portie french fries bij je steak en we dronken er een glaasje Californische wijn bij.
Om dat te verteren reden we na het eten naar een van de weinige gelegenheden van vertier: de pianobar. Daar moest je geweest zijn, vond de crew, want er werd daar, heel bijzonder, op de piano gedanst. Het was een kale ruimte met een piepklein dansvloertje op een verhoging. Erg veel ruimte was er niet, maar dat gaf niet want dan kon je lekker close dansen wat sommige crewleden eigenlijk wel goed uitkwam! Na nog wat biertjes reden we moe terug door de nacht, die maar niet donker wilde worden.
Wie midden in de nacht door de tijdverschillen hongerig wakker werd, kon om de hoek bij de supermarkt, die dag en nacht open was, sandwiches en koffie gaan halen!
Op onze vrije dag gingen we met een paar auto’s de weg op om het landschap achter de horizon te verkennen. Er waren vele mogelijkheden van vertier zoals gaan zalmvissen, barbecueën en in de winter skiën, maar we besloten die dag naar de zo’n honderd kilometer van Anchorage gelegen Portage-gletsjer te rijden. Onderweg daar naartoe zagen we schitterende bergen, meren en bossen. De Portage-gletscher was groot en prachtig, jammer dat het blauwe, doorschijnende ijs overdekt was met een laagje zwarte roet.
We wandelden wat door de bossen waar we werden aangevallen door onwaarschijnlijk grote muskieten die, als ze zich eenmaal vastgebeten hadden, niet makkelijk loslieten. Ik had me dan ook van top tot teen bedekt (lange broek, sokken en coltrui), want ik vormde zoals altijd een perfecte magneet voor die vervelende bloedzuigers. Een spuitbus met een spul genaamd “Off” moest de blootliggende delen beschermen tegen hun aanvallen. Het moeilijkste moment was, vond ik, toen ik even de bosjes in moest want ik kwam handen tekort om die vampiers van mijn edele delen weg te wuiven. Ach, we konden er nog wel om lachen. Gelukkig kwamen we onderweg geen beren tegen, misschien omdat we geen eten bij ons hadden!
Op de terugweg werd het stil in de auto’s. Het tijdverschil had toegeslagen en iedereen, behalve de chauffeurs, lag half te slapen, al luisterend naar de Carpenters en Perry Como (‘It’s impossible…’) die op dat moment hoog op de hitparades stonden. Van uitgaan, die avond, kwam niets meer terecht, al wilden sommige mannen uit de crew best nog even naar de ‘Bush Company’, een uitspanning voor stoere kerels, die in de (olie) ‘bush’ werkten en zich daar kwamen verlekkeren aan de paaldansende vrouwen.
De volgende ochtend zouden we vanuit Anchorage terugvliegen naar Tokyo, waar we de avond van de volgende dag zouden aankomen. Tijdreizen in omgekeerde richting.