Voorafgaand aan de Paris Air Show eerder deze maand werd er veel gespeculeerd over de mogelijke onthulling van de nieuwe Airbus A220-500, een verlengde versie van de bestaande A220-200/300. Toch bleef het grote nieuws uit. Dit komt doordat er bij Airbus nog geen besluit is genomen over het ontwerp van het vliegtuig, waardoor zelfs de naam anders gaat uitpakken dan verwacht.
Toen de Airbus A220 nog C-Series heette en eigendom was van Bombardier, waren er varianten genaamd CS100 en CS300. Een verlengde versie werd besproken als de CS500. De Canadese vliegtuigfabrikant had deze term al laten registreren als handelsmerk voor het geval dat ze de plannen ooit zouden uitvoeren. Nadat Airbus de C-Series had overgenomen, werden de bestaande modellen hernoemd naar de A220-100 en de A220-300. De beoogde verlengde versie kreeg in de industrie de naam A220-500. Maar bij de Europese vliegtuigfabrikant zelf wordt de langere versie van de A220 anders genoemd, zoals onthuld door verkoopdirecteur Christian Scherer.
In een interview met The Air Current stelt hij: ‘Vanuit mijn perspectief, en vanuit het perspectief van Airbus, hebben we een verlenging nodig, maar we zijn niet helemaal zeker tot welke mate. Daarom noemen we het geen -500, maar noemen we het de A221.’
De onzekerheid over welke aanpassingen er gedaan moeten worden heeft te maken met het bereik van het vliegtuig. De huidige A220 heeft een bereik van 6300 kilometer en het groter en zwaarder maken van de romp zal betekenen dat het bereik minder wordt, tenzij er op andere vlakken aanpassingen worden gedaan. Het initiële ontwerp van de CS500 was gericht op kortere vluchten binnen Noord-Amerika en Europa, waardoor het mindere bereik geen beperking vormde. Echter, Airbus wil dat het vliegtuig gebruikt kan worden om in de Verenigde Staten van kust tot kust te vliegen, waardoor een beperking van het bereik geen optie is.
Airbus is in gesprek met Pratt & Whitney en CFM om te kijken wat er mogelijk is met een nieuwe motor, en onderzoekt daarnaast welke mogelijkheden een nieuw ontwerp van de vleugels biedt. Toch hoopt Scherer significante modificaties aan het ontwerp te kunnen voorkomen: ‘Als we het kunnen vermijden, doen we dat. Maar die vraag is op dit moment veel relevanter voor mensen die weten hoe ze vleugels moeten ontwerpen, dat geldt niet voor mij. Maar vanuit mijn perspectief en zakelijke overweging geef ik er de voorkeur aan om de vleugel niet aan te passen, omdat ik de voordelen van uniformiteit en eenvoud heb gezien voor onze klanten. We willen geen nieuwe sets reserveonderdelen. We willen geen nieuwe systemen, we willen geen verschillende onderhoudsprocedures. Dus als we dezelfde motor en dezelfde vleugel kunnen krijgen, ben ik een tevreden man.’