Meevliegen in een straaljager. Welke luchtvaartenthousiast wil dat nou niet? Ditte Dirksen kreeg het maar liefst 21 keer voor elkaar. Vooral die 20ste keer eindigde in een wel heel bijzondere ervaring.
De stap die een van haar schoolvriendinnen maakte om in te gaan op een advertentie van de luchtmacht in de radiobode waarin gevraagd werd naar telefonistes/telexistes, wilde Ditte ook wel zetten. ‘Oh, dat lijkt me ook leuk, dacht ik. Twee dagen naar Gilze-Rijen voor de keuring, daarna een dag naar Utrecht voor de medische keuring en dan nog een dag naar Den Haag voor een gesprek’, vertelt Ditte. ‘Al liep het op niets uit, dan betekende het in elk geval vier dagen niet naar school, en alleen dat al.’ De LEAO-leerling van toen had nooit zoveel zin in de lessen die daar werden gegeven: ‘Het boeide me niet.’
Voor elkaar
‘Ik werd geschikt bevonden’, zegt Ditte. ‘Op 25 juli 1977 stapte ik met mijn koffertje op de trein naar Arnhem, daarna de bus in, door naar het onder de rook van vliegbasis Deelen gelegen Schaarsbergen. Bij de Koningsweg moest ik uitstappen om me vervolgens te kunnen melden bij de Koninklijke Kaderschool, de KKSL, waar sinds 1975 ook vrouwelijke militairen, het hulpkader en de onderofficieren van de luchtmacht, werden opgeleid. Je leert te werken in teamverband. Je bent er niet voor jezelf, je bent er voor elkaar. Je loopt niet harder dan de rest, je loopt in hetzelfde tempo. Je leert om te gaan met discipline. Als iemand van een hogere discipline zegt dat je iets moet doen, ja, dan moet je dat dus doen. Een van die dingen was putje scheppen, een kuil graven dus, en daarin moest je vervolgens de hele nacht doorbrengen. Ook schieten maakte deel uit van het programma.’ Met een lach voegt ze eraan toe: ‘We moesten ook het officierstentje opzetten, volkomen belachelijk.’ Desgevraagd stelt ze: ‘Er wordt veel doorzettingsvermogen verlangd, maar nee, zo zwaar als bij Kamp Van Koningsbrugge? Gelukkig niet!’
Tijdschrijver
Na de tweejarige opleiding belandde Ditte in Eindhoven bij de telefooncentrale. ‘Ik heb het er twee maanden volgehouden. Omdat ik een vriend had in Twente wilde ik graag daar werken. En omdat het werk als telefoniste/telexiste me totaal niet beviel, heb ik meteen ook hercodering aangevraagd’, zegt Ditte. ‘Mijn beide verzoeken werden gehonoreerd. Na een cursus van zes weken aan het Opleidingscentrum Militaire Administratie, het OCMA in Middelburg, kon ik me melden bij 315 Squadron, in die tijd van leven een volledig operationeel squadron waar met de NF-5A en NF-5B werd gevlogen. Ik op mijn brommer erheen. Het regende en ik was kletsnat toen ik er aankwam. De sergeant stelde me in de gelegenheid me wat op te knappen, daarna moest ik door naar de bunker, naar de ops-officier, de operations officier. Hij zat daar, met nog een andere man ernaast. De ops-officier deelde de vluchten in, de man ernaast was de zogeheten tijdschrijver, die moest de start- en landingstijd van elke vlucht in een boek noteren. Aan de hand daarvan konden de vliegers deze tijden weer in hun eigen logboek zetten om zo hun vlieguren bij te houden. Ik werd de vakgenoot van die tijdschrijver.’
Luchtdoop in een straaljager
En toen diende zich het moment aan waarop er een backseat vrij was in een van de NF-5’s, een lichte jachtbommenwerper van Amerikaans ontwerp waarmee de KLu van 1969 tot 1991 vloog. ‘Ik kon mee met kapitein Droste, maar er moest eerst nog wel even het een en ander worden geregeld. Vanwege mijn leeftijd, ik was negentien op dat moment, moest ik toestemming hebben van mijn ouders. Met een telefoontje was dat algauw gepiept. Ook moest ik me laten keuren. Dat hield niet veel meer in dan antwoord geven op de vragen of ik verkouden was en of ik me goed voelde. Bij de parasectie werden vervolgens een chute op maat en een helm passend gemaakt. Ik was klaar voor mijn luchtdoop! Ingestapt en ingesnoerd. Daar gingen we. Ik vond het spannend, had nog nooit gevlogen en dan meteen maar even een straaljager in. Uit voorzorg toch maar een kotszakje meegenomen. Gelukkig niet nodig gehad! Het ging om een navigatievlucht, een vlucht waarbij je met een vaste koers, snelheid, hoogte en berekende tijd van punt naar punt vliegt. Na anderhalf uur in de lucht wilde kapitein Droste ook nog weten waar mijn ouders woonden. Je voelt hem al aankomen, er volgde een toegift in de vorm van een rondje boven hun huis. Ik vond het geweldig!’
Cadeautje
Op het moment dat haar collega-tijdschrijver naar een andere plek ging, kon Ditte de klus van het bijhouden van de vluchten prima alleen af. ‘En de ops-officier meende dat ik de vluchtindeling met alles wat daarbij kwam kijken ook wel van hem kon overnemen als hij er wel eens niet was’, vertelt ze. En toen sloeg Cupido toe. ‘Ik kreeg verkering met een van de vliegers. Omdat de baas liever geen frettonasation op het werk had, moest ik naar 313 Squadron, ook op Twenthe.’ Destijds was dit een opleidingssquadron, het zogenaamde TOCC dat stond voor Theater en Operationele Conversie Cursus. Vanuit Canada en later ook de VS, kwamen hier de nieuw gebrevetteerde vliegers binnen om op de NF-5A/B te leren vliegen, om met en zonder targets te leren navigeren op lage hoogte, om te gaan met het Europese weer en regels, instrumentbevoegdheid te halen, formatie te vliegen en, niet onbelangrijk, om naar de schietrange te gaan om zich te bekwamen in alle vormen van bommen werpen, raketten schieten en met de boordwapens schieten. Na de opleiding op 313 werden de vliegers verdeeld onder de drie operationele NF-5 Squadrons: 314 Squadron Eindhoven, 315 Squadron Twenthe of 316 Squadron Gilze-Rijen. Ditte, breed lachend: ‘In een doos verpakt werd ik op de dag van mijn overplaatsing overgedragen. De jongens van 313 konden mij als cadeautje uitpakken.’
Naar het schandblok
Ook bij Squadron 313 behelsden de werkzaamheden van Ditte meer dan enkel tijdschrijven. ‘Steeds vaker kreeg ik te horen dat ik het maar moest regelen’, zegt ze. ‘Waren er lege backseats dan moest ik ervoor zorgen dat die werden opgevuld met verzoekaanvragen. Maar die waren er dus niet altijd en dan stond ik meteen vooraan. In de loop van de tijd heb ik aardig wat backseat-vluchten mogen meemaken. Toen ik van mijn twintigste backseat-vlucht terugkwam, werd ik bij de kist opgehaald en naar het schandblok gebracht dat uit twee planken op een paal bestond. Mijn hals en beide polsen moest ik op de daarvoor speciaal aangebrachte uithollingen in de onderste plank leggen en hup, daar sloten de jongens de andere plank over me heen, wegkomen was er niet bij. Het volgende moment kwam de brandweer opdraven en werd ik drijfnat gespoten. Ditzelfde ritueel was traditie bij de vliegers als ze duizend uur hadden gevlogen. Maar ik werd erop getrakteerd na twintig vluchten.’ Ditte kan er nog altijd van harte om lachen.
Doen alsof
Met een van haar NF-5 backseat-vluchten ging het richting Ramstein, waar een vliegshow plaatsvond. Ditte: ‘De later op Gilze-Rijen tijdens een oefendemo dodelijk verongelukte Hans Könings, was voorvlieger. “Eenmaal daar doe je je helm af en dan zien ze daar dus dat één van ons een meisje is. Je doet gewoon net alsof je piloot bent”, hield hij me voor. “En als ze je iets vragen waarop je geen antwoord hebt, houd je je mond lekker dicht, dan versta je het niet.” Nou, ik kan je verzekeren dat ze daar wel even stonden te kijken toen ik mijn helm afzette en daar rondliep in een overall.’
Ditte deed wel vaker alsof. Bijvoorbeeld voor een advertentie waarin de KLu óók zocht naar vrouwelijke vliegers. ‘Vlieger worden en de wereld zien. Het is de droom van menige jongen’, begon de advertentie. ‘De aspirant-vlieger die door de strenge selectie is gekomen, begint al gelijk met iets van de wereld te zien: de opleiding wordt in Canada en de USA gegeven. Ook meisjes mogen verwachtingsvol deze droom gaan koesteren. In 1983 zullen vrouwelijke kandidaten in aanmerking komen voor de jachtvliegeropleiding op Sheppard Air Force Base in Texas. Met blondines en brunettes onder de blauwe Texaanse lucht: vlieger zijn blijft een mooi beroep.’ Op de foto naast de wervende woorden is Ditte te zien, drukdoende met de voorbereiding van een vlucht. Net echt.
Schietrange
Niet dat de Northrop NF-5 het enige toestel was waarin Ditte meevloog. Een Alouette-helikopter maakt eveneens deel uit van de in haar logboek genoteerde vluchten, evenals een Cessna 172. ‘Een supergave ervaring was de vlucht naar de schietrange, codenaam Jackpot Range, op de Terschellingse Noordvaarder’, zegt Ditte. ‘Ik vond dat best wel spannend, maar was er ook heel nieuwsgierig naar. Voor deze vlucht moest ik een G-pak aan, omdat je daarbij wel wat meer G op je donder krijgt dan bij een “normale” vlucht. Tijdens de briefing hoorde ik wat ik verder nog kon verwachten. En toen was het zo ver. In een kleine formatie van vier NF-5’s vlogen we richting het noorden. We hadden een mooi helder zicht, een voorwaarde om naar de range te kunnen voor schietoefeningen. Daar aangekomen ging het los. Hup, vliegtuig omhoog, hup, een duikvlucht naar beneden, hup, vuren, hup weer omhoog en zo door. Ik kwam er al heel snel achter waarvoor dat G-pak nodig is. Mijn zuurstofmasker bevond zich algauw halverwege mijn ogen! Ik zag dus ook niet veel van alles wat er gebeurde. Op weg naar de basis vroeg de piloot hoe het met me ging. Ja, prima, nergens last van gehad, behalve van dat masker. Maar wow, wat een ervaring!’
Heus teamwork
Formatievliegen is weer een van Ditte’s andere ervaringen uit die periode. ‘Met maar liefst achttien F-5’s van Hopsten naar Twenthe’, zegt ze enthousiast. ‘Daar waren we enige tijd gestationeerd omdat de baan er toen uit lag op Twenthe.’ Een dergelijk grote formatie wordt aangeduid als ‘force’. In de formatie heeft ieder vliegtuig een volgnummer, een label dat ieder vliegtuig in de formatie identificeert: A, B, C, D etc. of 1, 2, 3, 4 etc. De letter- of cijferaanduiding begint bij de leider. Elke machine heeft een vaste positie in de formatie die bepaald wordt door zowel het toegekende volgnummer als de formatievorm, het patroon van de formatie, waarin gevlogen wordt. Ditte: ‘Het komt hierbij dus echt aan op heus teamwork. Doorgaans is de kleinste afstand tussen de vliegtuigen niet meer dan een paar meter. Je moet voor honderd procent op elkaar kunnen vertrouwen. Om bij dergelijk kleine onderlinge afstanden een extra veiligheidsfactor in te bouwen hebben de vliegtuigen wel een gering hoogteverschil ten opzichte van elkaar. Het was zo mooi om te zien.’
Echt geboft
En dan natuurlijk ook nog het nachtvliegen. ‘Dat is eigenlijk avondvliegen’, stelt Ditte. In verband met de geluidsoverlast is immers met de lokale buurtbewoners afgesproken dat deze vluchten uitsluitend tussen 19:00 en 22:00 uur worden uitgevoerd. ‘Het heeft iets magisch in het donker en al die lichtjes te zien. Tijdens deze voor mij laatste meevliegtrip bleven we in de buurt. Met behulp van de piloot lukte het me enkele dorpjes te herkennen, voor hem is het natuurlijk gesneden koek. Bij terugkomst op de basis hebben we nog enkele touch’s en go’s gemaakt. En daarmee was het feest over. Met mijn man ging ik mee naar Amerika, waar hij aan het werk ging als instructeur. Weer terug in Nederland vond ik binnen de gezondheidszorg een baan als secretaresse. Nee, ik ben nooit meer ergens als enig meisje in dienst geweest.’ Ditte’s ogen schitteren als ze zegt: ‘Toen ik 21 werd kwamen al die vliegers één voor één met een bos bloemen. Ze droegen mij op handen. Ik geloof niet dat ook maar één van mijn Luva-collega’s, de luchtmachtvrouwen, zo dikwijls heeft kunnen meevliegen. Ik heb in die tijd echt geboft.
E-Flight Academy Open Dag
Zaterdag 14 september, 10:00 - 15:00 uur
> Maak een voordelige proefvlucht
>Vlieg gratis in de simulator
> Kom alles te weten over elektrische vlieglessen en brevetten!