In de zomer van 1968 vond ik op de deurmat een indelingskaartje met daarop mijn allereerste intercontinentale reis bij KLM. Een vlucht met de DC-8-63 naar Montreal, Canada, met één dag overstaan en dan weer terug.
Vol verwachting meldde ik me aan op het bemanningscentrum, heel benieuwd uit welke personen mijn crew zou bestaan. Uiteraard kende ik niemand, daar vloog ik nog te kort voor. Omdat de vlucht een paar uur vertraging had opgelopen, werden we uitgenodigd in het restaurant van Schiphol te lunchen. Daar kon ik mijn medereisgenoten goed bestuderen.
Tegenover me zat de ‘Royal Class-stewardess’, de meest seniore stewardess aan boord. Ze zag er nogal opvallend uit met een haardracht, waarvan ik zeker wist dat die officieel niet was toegestaan. De regels bij KLM waren dat je herkenbaar moest zijn als stewardess. Dat betekende dat je niet alleen altijd je hoedje moest opzetten naar het vliegtuig en erbij vandaan, maar ook in geval we een noodlanding zouden moeten maken: het hoedje onderscheidde je van de rest van de mensen. Ik zou wel eens willen zien hoe op deze hoog opgestoken haren het hoedje zou balanceren als een notendop op een bruidstaart!
Later vroeg ik haar hoeveel tijd het kostte haar haren zo hoog opgestapeld te krijgen. Ze antwoordde dat ze er drie uur mee bezig was geweest. Zo draaide ze haar lange haar om grove krulspelden die ze er gewoon in liet zitten. ‘Maar hoe doe je dat dan als je moet vliegen, sta je dan eerder op?’, vroeg ik nieuwsgierig. ‘Welnee’, zei ze. ‘Ik slaap rechtop in mijn bed, zodat het gewoon dagenlang kan blijven zitten.”
Verder droeg ze een nogal opvallende make-up. Laten we zeggen dat ze op haar gezicht zeer levendige kleuren gebruikt had en haar nagels waren felrood gelakt. Dat viel des te meer op omdat ze die nog verder accentueerde door aan iedere vinger ringen te dragen. Tijdens de lunch sprak ze met één van de bemanningsleden over ‘Willink’ en over andere schilders, die ze kennelijk goed kende. Ze heette Mathilde de Doelder.
Aan boord moesten we hard werken en spraken we elkaar niet zoveel. De purser zei dat ze misschien niet helemaal voldeed aan de KLM-normen, maar dat ze heel lief was voor de passagiers. Hij vertelde me later met een duidelijk genoegen dat ze een keer, tijdens een nachtstop in Teheran, met zes mannen op stap was geweest en dat ze toen een jurk had gedragen met een bolero er overheen. Op een gegeven moment zei ze dat ze het warm had en dat ze die laatste wilde uittrekken. De captain was heel galant opgestaan om haar jasje aan te nemen. Tot grote consternatie van de KLM’ers en de Iraanse mannen, was ze onder het jasje ‘topless’. Het was in ieder geval zeker dat ze toen ieders aandacht had!
In Montreal aangekomen vroeg de captain of ik het leuk vond de volgende dag een tochtje te maken met de auto. Hij had Mathilde ook gevraagd en die had toegezegd mee te gaan. Echter kwam ze de volgende dag niet opdagen, ze had hoofdpijn of iets dergelijks. Jammer.
Dat was de enige keer dat ik haar gezien heb als KLM-stewardess.
Een paar jaar later zou ik haar nog één keer tegen komen in het Concertgebouw van Amsterdam. Ze was gekleed in één van de beroemde Fong Leng-creaties en in haar slipstream liepen een paar jonge mannen.
Mathilde, wie had dat ooit gedacht, dat je nog eens beroemd zou worden ?