Precies vandaag, maar dan in 1932, vloog de driemotorige Junkers-52 voor het eerst. Niet zomaar een Duits vliegtuig. Want als er één vliegtuig een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens de korte slag om Nederland, dan is het wel deze Junkers. Of ‘Tante Ju’, zoals het toestel ook wel werd genoemd.
Het vliegtuig wierp destijds de parachutisten af die korte metten maakten met ons best moedige, maar nogal krakkemikkige leger. U hebt vast de beelden wel eens gezien van Ypenburg en de Waalhaven: lange rijen poppetjes die uit grote, zwarte schaduwen kwamen duikelen. Dát was de Junkers 52.
Hugo Junkers, de fabrikant, treft geen blaam. Hij was een voorbeeld van Duitse moed en heldendom. Want al werkte hij in de eerste Wereldoorlog gedwongen samen met de wat pragmatischer ingestelde Anthony Fokker, meteen na die duistere jaren zwoer hij nimmer meer een oorlogsvliegtuig te bouwen. Junkers was een idealist: hij wilde de volkeren nader tot elkaar brengen op vleugels van aluminium. Helaas waren zijn ontwerpen vanwege hun grote technische voorsprong erg geschikt voor minder hoogstaande ambities. Al in 1933 werd Hugo Junkers zijn toen al wereldvermaarde onderneming ontnomen. En begonnen zijn ingenieurs prompt met de ontwikkeling van al een even roemruchte Junkers: de Stuka. In 1935 stierf Hugo, deels van droefenis.
De Ju-52 had heel goed de eerste succesvolle airliner kunnen worden. De Duitsers ontwikkelden niet alleen lichte en sterke aluminiumlegeringen, ze bedachten ook een slimme constructie van gegolfde onderdelen, die veel inwendige verstevigingen overbodig maakten. De Junkers was daardoor sterk, maar toch licht. EasyJet-achtig massaal luchtvervoer werd daardoor met de Ju-52 opeens mogelijk. In plaats van de winderige, wiebelige waaghalzerij die vliegen in de jaren dertig nog overwegend was. De geschiedenis besliste toch anders. De eerste bruikbare airliner werd, járen later, de Douglas Dakota. Zoals we allemaal weten.
Meer van Goof Bakker
Tekst-info: Han Gerritsen