De staat doet te weinig voor de omwonenden van Schiphol die te maken hebben met overlast door de luchthaven. Dat heeft de rechter geoordeeld na een bodemprocedure.
De rechter heeft geoordeeld dat de staat onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden van Schiphol bij de besluitvorming over het vliegverkeer op de luchthaven. Dit werd vastgesteld in een bodemprocedure over geluidshinder rond de luchthaven die werd aangespannen door enkele omwonenden. De staat handelt daarmee volgens de rechter onrechtmatig en moet binnen een jaar handhavingsmaatregelen nemen op basis van het Luchthavenverkeerbesluit. Naast maatregelen tegen geluidshinder moet de staat er van de rechter ook voor zorgen dat bewoners gemakkelijker kunnen klagen.
De omwonenden, verenigd in de Stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (RBV), hebben een rechtszaak aangespannen vanwege gezondheidsproblemen als gevolg van geluidsoverlast door Schiphol. Ze ervaren bijvoorbeeld slaapproblemen en stress en willen dat de staat hen beschermt door onder andere het aantal nachtvluchten en pieken in geluidsoverlast te beperken, onder verwijzing naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In de behandeling van de zaak wees de staat op het economisch belang van Schiphol: de luchthaven creëert banen en maakt Nederland aantrekkelijk voor bedrijven. Hoewel de staat dat als uitgangspunt mag nemen, moet het volgens de rechter ook voldoende rekening houden met de belangen van omwonenden, wat tot nu toe niet is gebeurd.
Vorig jaar werd al bekendgemaakt dat Schiphol aan zo’n 3000 huishoudens schadevergoedingen uitkeerde voor geleden schade door geluidsoverlast. Het ging hier om bedragen die variëren tussen de 50 en 2200 euro. Er zijn echter uitschieters naar boven. In totaal werd zo’n 5,5 miljoen euro uitgekeerd.