We waren ‘s ochtends vroeg met de DC-8-63 uit Afrika aangekomen en zouden een 24-uursstop in Rome maken. Normaal zou dat leuk zijn, ware het niet dat we vlakbij het vliegveld Fiumicino in een naargeestig hotel in Ostia waren ondergebracht. Bovendien was het ook nog winter, dus een dagje aan het strand, in het zwembad, of sightseeën in de antieke stad van Ostia zat er niet in.
De hofmeester KV, laten we hem Kees noemen, en ik besloten daarom met de metro naar Rome te gaan, want die stad kende hij niet. Ik ook niet, hoewel ik er een paar jaar eerder op een nachtstop was geweest. Ik had toen niets van de stad gezien omdat we met de crew op het terras van ons hotel, met uitzicht op het Colosseum, doorgezakt waren met een paar Campari-soda’s.
Ik werd wakker in een ongezellige, koude kamer waar niet eens een kleedje op de plavuizen lag om mijn voeten warm te houden. We waren te laat voor het ontbijt geweest, dus na wat stukken droog stokbrood met wat espresso’s te hebben genuttigd, begaven we ons vol goede moed naar het metrostation, waar vandaan een boemeltje ons in een uur naar het Stazione di Termini in hartje Rome zou brengen. Omdat ik langer vloog dan hij, had ik op me genomen onze reisgids te zijn.
Het was al na lunchtijd toen we er aankwamen, dus vond ik dat we eerst maar eens goed moesten gaan lunchen voordat we aan het toeristische gedeelte zouden beginnen. We vonden een trattoria die behoorlijk vol met Romeinen zat en bestelden allebei pasta en daarna een vleesgerecht met een flesje vino rosso erbij. Toen de rekening kwam moest ik me nog een beetje kwaad maken, omdat het eindbedrag veel te hoog was. Ach, een paar optelfouten zijn gauw gemaakt, maar de waard had er niet op gerekend dat ik Italiaans sprak en bovendien wél kon rekenen. Kwaad liep ik de tent uit met Kees in mijn kielzog zonder een fooi te geven, hoewel dat meestal wel mijn gewoonte is. Tot overmaat van ramp was het ook nog gaan motregenen, dus liepen we weldra als natte honden door de straten. Met de plattegrond in de hand vond ik algauw de trappen van het Piazza di Spagna.
Daarna slenterden we wat door de luxe winkelstraten van Rome, waaronder de Via del Corso, waar alle beroemde wereldmerken vertegenwoordigd zijn. Het was een smalle, donkere straat en het zag er heel anders uit dan ik me in mijn dromen had voorgesteld. Daarna wilde ik naar de Trevifontein, omdat ik het beeld in mijn hoofd had van Anita Ekberg die op een zwoele zomernacht een frisse duik in het water neemt, misschien om wat af te koelen bij de aanblik van Marcello Mastroianni.
Wat een desillusie. Ik had me een groot plein voorgesteld met de fontein in het midden, maar in plaats daarvan stond hij in een heel smal straatje waar nauwelijks ruimte was voor alle toeristen. In de druilerige regen was een aantal Japanners bezig, met de rug naar het water toe, liremuntjes over hun linkerschouder in het water te werpen terwijl ze een wens deden. Zo romantisch vond ik dat en met de intense wens dat ik de man van mijn dromen zou betoveren, deed ik hetzelfde! Kees vond het maar stom en hield zijn lires op zak.
Het was al donker geworden toen we terugliepen naar het station, waar we net de trein misten. De volgende zou tevens de laatste zijn en we moesten 45 minuten wachten voordat die vertrok. De trein stopte bij iedere lantaarnpaal van Rome en het leek wel of er geen eind aan kwam. Na een halfuur begon Kees een beetje ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven.
‘Wat is er?’, vroeg ik. ‘Ik moet nodig plassen.’ Hij trok een benauwd gezicht. ‘Nou, dat is dan jammer’, zei ik. ‘Je zal het een halfuurtje op moeten houden, want er zijn nou eenmaal geen toiletten in de metro.’ ‘Maar als ik moet dan moet ik meteen, ik kan het niet ophouden.’
Ik kon me voorstellen dat er bij de medische keuring niemand de vraag had gesteld hoelang je je plas kon ophouden in geval van een crisis. Misschien wel een goed idee? Stel je voor dat je aan boord nodig moet plassen maar alle toiletten zijn bezet? Doe je het dan in de afvalbak? Hoe moet het dan in de crewbus als die langer onderweg is dan een uur of als we op safari zijn in Kenia?
Kees stond met een ruk op en liep naar de deur. Ik zag op zijn broek ter hoogte van zijn gulp een zich snel uitbreidende natte plek verschijnen. Ik dacht koortsachtig na. ‘Oké, bij de volgende halte ga je er snel uit, plast op het perron, en je springt weer in de trein als de waarschuwing komt dat de deuren dichtgaan’, stelde ik voor.
Zo gezegd zo gedaan. De trein stopte en hij sprong eruit, ritste zijn gulp open en produceerde een krachtige straal, die hij over de rails tot aan de andere kant van het perron sproeide. De waarschuwing om te vertrekken kwam, maar hij was nog lang niet uitgeplast en hij maakte geen aanstalten om de trein weer in te komen. Ik moest razendsnel een beslissing nemen. Ik kon natuurlijk zonder hem wegrijden, maar ik zag hem niet in zijn eentje de weg terug vinden naar het hotel, dus stapte ik uit. Samen uit, samen thuis, nietwaar?
De rode achterlichtjes van de trein waren allang uit het zicht verdwenen toen hij eindelijk uitgeplast was. Zo, dat luchtte op.. maar wat nu? Het station lag aan een lange rechte weg met als enige verlichting, zo nu en dan, de koplampen van voorbijrijdende auto’s. De enige oplossing was te gaan liften, want lopend was het veel te ver. Ik ging langs de kant van de weg staan en stak mijn duim omhoog. Niet lang daarna stopte een auto en ik legde aan de chauffeur uit dat we airline crew waren en de laatste trein vanuit Rome naar Ostia gemist hadden, en dat we nu vervoer zochten naar ons hotel.
Hij was heel vriendelijk en bood ons een lift aan. Opgelucht lieten we ons binnen tien minuten naar ons hotel rijden. Echter, eenmaal daar aangekomen vroeg de man om geld. Ik protesteerde want ik vond dat hij ons had moeten zeggen dat hij betaald wilde worden voor zijn vriendelijkheid. Hij liep mee naar de receptie en zei tegen de receptionist dat hij niet wegging voordat hij vijftig dollar van ons had ontvangen. Ik legde uit dat hij ons niet had gezegd dat hij een taxi was en dat we hem best wat wilden geven, maar dat vijftig dollar buiten alle proporties was. Na veel heen en weer gepraat waarbij het woord carabinieri enige keren viel, kwamen we op de helft uit en betaalde ik 25 dollar om van het gezeur af te zijn.
‘Nou Kees’, plaagde ik hem toen we naar onze kamers liepen, ‘dat was een duur plasje.’ Hij zag er er de humor niet van in. Jammer! Ik hoopte voor hem dat hij in de toekomst niet weer in een dergelijke situatie terecht zou komen…
Pre-order nu: schaalmodel van de gloednieuwe KLM A321neo
Nu te bestellen in de webshop! Let op: limited edition.