Nooit meer vliegen. In een tijd waarin de luchtvaart in Nederland zo onder vuur ligt zou je aan de hand van enkel de titel kunnen denken dat het een boek betreft met een pleidooi om nooit meer in het vliegtuig te stappen. Maar de ondertitel maakt in één oogopslag duidelijk dat het gaat over een vliegtuigongeluk dat een definitief einde maakt aan de diep gekoesterde droom van vader en zoon. Behalve dat het boek een ode is van auteur en voormalig KLM-vlieger Erik Westenberg aan zijn verongelukte zoon Lucas, vormt het een weergave van diens rouwproces. Bovendien getuigt het van de zoektocht die hij aanging om helder te krijgen wat er zo vreselijk is misgegaan, resulterend in zowel een strijd als een aanklacht.
Tot die 13de september in 2012 leek het geluk bij het gezin Westenberg geen eind te kennen. Vader, moeder, dochter en zoon leidden een rijk leven waarvan menigeen alleen maar kan dromen: met zeilen, skiën, etentjes in dure restaurants en prachtige reizen naar allerlei mooie plekken op de wereld. Er werd gelachen, gefeest, gedold, genoten. ‘Het kon allemaal niet op’, schrijft Erik. ‘Onze grootste zorg was wie er aan de beurt was om een tuinfeest te geven of wie er meeging op vakantie en waar naartoe.’ Maar dan dient zich die dag aan ‘waarop we van de hemel in de hel belanden.’ In elke regel is de spanning voelbaar die de beide ouders doormaken als er almaar geen reactie van de kant van Lucas komt op de appjes die zij sturen terwijl de jongen allang terug had moeten zijn van een examenvlucht. Voelbaar is de hoop en de vrees waarin zij de eerste dagen leven, de hoop die steeds minder houvast biedt en uiteindelijk plaatsmaakt voor een heel klein gevoel van opluchting als hun kind is gevonden. De vondst houdt tegelijkertijd de genadeklap in: in het vliegtuigwrak van de Piper Archer, registratie N4188E, bevinden zich de drie inzittenden en geen van hen heeft de crash overleefd.
Wellicht wat naïef
‘We zijn hem kwijt’, schrijft Erik. ‘Ik weet nu zeker dat ik een probleem heb dat ik nooit zal kunnen oplossen. (…) Een probleem waar geen oplossing voor is, dat is wurgend.’ Er gebeuren continu dingen waaraan niets is te doen, niets aan te veranderen valt of in op te lossen is, denk ik dan. De wereld is nou eenmaal geen grote wiskundesom. John Lennon zei ooit: ‘Het leven is wat je overkomt terwijl je andere plannen maakt.’ ‘Geef mij de moeilijkste opdracht ooit’, reageerde Lucas voorafgaand aan zijn examen toen hij wist dat het hem wel uitzonderlijk moeilijk werd gemaakt. ‘Ik zal laten zien dat ik het kan.’ Kort voordat hij van start ging appte hij zijn ouders: ‘Het geluk is niet aan mijn zijde.’ Alsof de jongen voorvoelde dat het leven zijn plannen wel eens zou kunnen doorkruisen. René Gude, filosoof, zei ooit: ‘Doodgaan is heel makkelijk, iedereen kan het.’ Maar je in die fuik erheen bevinden die de canyon vormde waarin de Piper onomkeerbaar was beland en de klap zien aankomen: zonder twijfel de moeilijkste opdracht ooit.
Verderop in het boek onthult zijn vader: ‘Vóór (het verongelukken van) Lucas hadden we nog een, wellicht wat naïef, vertrouwen dat de mensheid de wereld over generaties heen veilig en voorspelbaar had gemaakt. Dat alles klopte en de dingen gewoon gingen zoals het hoorde.’ Wellicht wat naïef? Nee, heel erg naïef! Hoe is het mogelijk dat iemand die zo ongeveer de hele wereld bevloog en aan wie het wereldnieuws toch ook niet geheel zal zijn ontgaan, kan denken dat de mensheid de wereld veilig en voorspelbaar had gemaakt, dat alles klopte en de dingen gewoon gingen zoals het hoorde?
Woede
Over het rouwproces dat zich aandiende stelt Erik dat het een valse start had. Er was immers geen tijd om naar een afscheid toe te leven zoals in geval van een terminale ziekte, er was zelfs geen mogelijkheid om nog iets van Lucas te zien na dat verschrikkelijke ongeluk, wat een afscheidsproces natuurlijk extra moeilijk maakt. Erik schrijft open over de emoties die zich aandienden. Boosheid voert daarin de boventoon. ‘Hoe zouden wij niet woedend kunnen zijn?’, vraagt hij. Als hij stelt dat woede een valide emotie is om zowel te accepteren als te omarmen, terwijl voorkomen moet worden dat die woede allesoverheersend is, heeft hij een goed punt. En niet alleen omdat woede hem drijft in zijn strijd om de veiligheidscultuur op de vliegschool op orde te krijgen: woede als een positieve, creatieve kracht om herhaling te voorkomen van wat zijn zoon is overkomen. Ook omdat woede nou eenmaal deel uitmaakt van een rouwproces.
Ergens in zijn boek haalt hij Elisabeth Kübler-Ross aan, die Zwitsers-Amerikaanse psychiater die in de zeventiger jaren pionierswerk verrichtte op het gebied van rouw en stervensbegeleiding. Een van haar uitspraken luidt dat waar geen angst, geen woede en geen verdriet mogen zijn, geen plaats kan zijn voor liefde. In de haptonomie worden dit de vier basisgevoelens genoemd. In een rouwproces treden al deze gevoelens vroeg of laat aan het licht. Erik heeft het over een ‘gemeenschappelijke vijand’, de rouw om Lucas. Logisch, rouw is ongewild, het verlies van een dierbare is ongewild. Maar rouw is niets anders dan een uiting van liefde. Zonder liefde zou er geen rouw zijn.
Niet bevoegd en uitzonderlijk
De zoektocht die Erik aanging om helder te krijgen wat er zo vreselijk is misgegaan tijdens die fatale examenvlucht en de strijd die hij voerde om de veiligheidscultuur op de vliegschool op orde te krijgen, maken het boek voor luchtvaartgeïnteresseerden interessant om te lezen. Ook voor niet-vliegers is de tekst steeds goed te volgen. Lucas moest zijn vlucht op 1000 voet boven het terrein plannen ‘wat uitzonderlijk laag is voor een navigatievlucht, al helemaal voor bergachtig terrein. (…) In Nederland is 1500 voet gangbaar, ergens anders is het meestal 2000 voet.’ De opdracht op lagere hoogten te vliegen werd door de CAE-collega’s van de KLS-instructeurs als ‘onverantwoord’ beschouwd. Bovendien moest Lucas op het warmste moment van de dag vliegen: ‘de atmosfeer wordt dan thermisch en turbulentie maakt het strak langs de lijn sturen een stuk bewerkelijker.’
Dit wist Erik dus allemaal al voordat het onderzoeksrapport verscheen dat te vinden is op de website van de NTSB (klik op ‘Aviation Investigation Search’ en vul bij ‘Registration’ het registratienummer N4188E in). In zijn boek haalt de voormalig vlieger de belangrijkste punten eruit, zestien in totaal. Ik noem er enkele: de examinator was niet bevoegd, de instructeur was niet bevoegd, de route van de examenvlucht was uitzonderlijk, de opdracht in combinatie met het uitblijven van een uitwijkopdracht was gevaarlijk, de bestemming had niet aangevlogen mogen worden.
Erik was op het moment waarop het onderzoekrapport verscheen allang bezig met de strijd die hij voerde. ‘Drie weken na Lucas was er een lesvliegtuig van de vliegschool betrokken bij een botsing in de lucht met een ander vliegtuig. Beide toestellen raakten zwaar beschadigd maar wisten uiteindelijk toch veilig te landen’, brengt hij in herinnering. De maatregelen die vervolgens werden getroffen zag hij als ‘ontoereikend’, maatregelen naar aanleiding van het ongeluk van zijn zoon maakten er zelfs geen deel van uit: ‘Niemand had nog verzonnen dat de minimum vlieghoogtes aangepast moesten worden.’ Omdat Erik bij zijn werkgever geen werkelijk gehoor vond, werd ‘de Battle’ het allerbelangrijkste in zijn leven: ‘Als de school niet veilig zou worden bleef er een reële kans bestaan dat het ongeluk zich in een vergelijkbare vorm zou voordoen en dan zou het verlies van onze Lucas helemaal voor niets zijn geweest.’ De strijdlust van zijn vader is een feit, een lust die verder reikt dan enkel de liefde voor zijn verongelukte zoon.
© Vesperpublishing/Archief Erik Westenberg
© Vesperpublishing/Archief Erik Westenberg
Toch niet voor niets
Over de strijd die de vlieger voert om de veiligheid van de vliegschool op orde te krijgen meldt hij: ‘Wij moesten naast de vliegschool en naast KLM zien te blijven staan.’ Dit omdat van binnenuit nu eenmaal meer te bereiken valt dan van buitenaf. Ook na ‘een onprettige discussie over de te verwachten herrie in de media na verschijning van het rapport van de Amerikaanse Onderzoeksraad en het vervolgens alles eenvoudigweg ontkennen door KLM’, benadrukt Erik de toen nog gemeenschappelijke belangen. De ondersteuning die hij bij de vakbond zocht vond hij niet: ‘Alsof niemand zijn tanden aan de vliegschool, lees KLM, durfde te laten zien.’
Toen hij een vliegverbod opgelegd kreeg als gevolg van een melding over alcoholmisbruik bij het Onafhankelijk Vertrouwensteam Burgerluchtvaart, werd ‘het monster met meerdere tentakels’ waartegen hij al streed ook nog ‘meerkoppig’. Erik wist de aanklacht niet alleen te ontzenuwen, tevens bewerkstelligde hij met het blootleggen van de pijnpunten aangaande de gevoerde procedure dat – wat intussen heette – de Anti Skid Groep behoorlijk werd omgekat. Ook in relatie hiermee stelt hij dat ‘het hele verhaal toch niet voor niks geweest’ is. Maar intussen vrat het wel wie die valse melding over alcoholmisbruik had(den) gedaan. De conclusie wie dit moet zijn geweest is wellicht wat te makkelijk genomen. Dat waar rook is nog helemaal geen vuur hoeft te zijn is wel bewezen in diverse zaken, zoals onder meer van Julio Poch en Lucia de Berk die evenals deze aan de hand van de verstrekte informatie makkelijk te traceren persoon, altijd hebben ontkend.
Erik ging ook nog een strijd aan met KLM die ‘te maken had met excuus en erkenning’. De raadsman die hem hierbij terzijde stond maakt deel uit van het Amerikaanse advocatenkantoor Katzman, Lampert and McClune, afgekort KLM. ‘Dit was duidelijk een Lucas-grap’, aldus Erik. Deze derde strijd resulteerde uiteindelijk in een schikking waarna het moment aanbrak ‘om een streep te zetten onder alle gevechten (…) De Battle moest maar eens klaar zijn.’
© Vesperpublishing/Archief Erik Westenberg
Bij de strot
Dat al die strijd in relatie met de vliegschool en KLM Erik zijn droombaan als gezagvoerder kost zoals vermeld staat op de achterflap van het boek, is mogelijk wat te kort door de bocht. ‘Ik beschouwde het vliegen als aanleiding van het kwaad’, schrijft hij. ‘Wat er met de droom om samen met Lucas te vliegen gebeurde, gebeurde ook met de passie: het was kapot.’ Op de Boeing 777 waarop Erik zijn vliegende carrière voortzette als gevolg van de uitfasering van de MD-11, had hij ‘het toch een stuk minder naar de zin’: ‘Van de intimiteit in de MD-11-devisie werd ik ineens de elfhonderdste vlieger in een nog groeiende divisie.’ En de anonimiteit die hem ooit een veilig gevoel gaf om persoonlijke dingen te delen, leverde nu de voortdurende angst op dat iemand zou vragen hoeveel kinderen hij had: ‘dat ik dan weer dat rotverhaal zou moeten vertellen.’ Ook de confrontatie met de klas- en leeftijdgenoten van Lucas die bij zijn werkgever binnenkwamen ‘greep’ hem ‘bij de strot’: ‘Lucas zou nooit in KLM-uniform naar de gate lopen, zij deden dit nu wel. Wat een gemis, wat een wrede realiteit.’ Toen de chef-vlieger meende dat het Eriks probleem was dat hij niet samen met een ‘persona non grata’ op de bok wilde, was Erik er klaar mee. ‘De allerlaatste landing was met de drie dierbaarsten aan boord’, schrijft hij, doelend op zijn vrouw, zijn dochter en schoonzoon die als coco naast hem zat.
© Vesperpublishing/Archief Erik Westenberg
Veranderd
‘In de tijd vóór Lucas (zijn vliegtuigongeluk) zaten we allemaal op die prachtige roze wolk’, schrijft Erik. Een opmerking van een vriendin waarvan een zoon eveneens is omgekomen bij een ongeluk, is bij hem beklijfd: ‘Ik voel me zo ongelooflijk bedonderd en bedrogen door het leven.’ Nu is hij ‘gepokt en gemazeld’. Maar dat houdt het leven toch ook in, gepokt en gemazeld worden omdat je vroeg of laat uit het paradijs, oftewel van die roze wolk, gedonderd wordt? ‘Het gelukkige leven was zo ontzettend goed aan ons besteed’, meent Erik. Tja, aan wie niet? ‘Er werd hard aan gewerkt’, stelt hij. Tja, maar wel in een tot dan toe seizoenloze wereld. Er is een legende over koning Arthur waarin Parcival op zoek ging naar de gouden graal. Het schitterende licht dat hij bij de vondst van de graal aanschouwde, veranderde echter in diep duister omdat hij wegkeek bij het lijden van de Graalkoning en diens naasten. Uiteindelijk hervond hij de graal door af te zien van zijn eigen voorstelling van het paradijs en zijn hart open te stellen voor alle facetten van het leven. Erik vertelt geen smoezen meer te verzinnen om aan een bezoek aan een vriendin met kanker te ontkomen en niet meer weg te kijken in geval van een ontmoeting met iemand in een rolstoel. ‘Lucas heeft dat voor mij veranderd’, beseft hij, doelend op het verongelukken van zijn zoon.
Uniek
Erik leerde van de eerdergenoemde Elisabeth Kübler-Ross dat iedere rouw persoonlijk is omdat ieder mens uniek is in deze wereld. Dat neemt niet weg dat er voor lezers die eveneens een dierbare aan de dood hebben verloren, in dit boek toch diverse zaken herkenbaar zullen zijn. Ik noem er enkele. Een heel jaar lang alle eerste keren voorbij zien komen. Dingen die veranderd zijn of nog zullen gaan veranderen terwijl de overledene daarvan niets meer meemaakt. Jaloers zijn op gezinnen die nog wel compleet zijn. Het hele kerstcircus willen ontvluchten. In plaats van die hand op de schouder gewoon even vrijuit mogen snikken. Oog krijgen voor ‘iets toevalligs’ zoals een bepaald nummer dat op een bijzonder moment op de radio wordt gespeeld. Beseffen dat op de waaromvraag nooit een antwoord komt. Daarbij plaats ik graag de kanttekening dat de waartoevraag daar eerder toe leidt, althans, zo heb ik dat zelf meermaals ervaren.
Soms scheert Erik alles en iedereen wel heel makkelijk over één kam. ‘Bij ons is het niet meer zoals bij ieder ander’, is daarvan het ergste voorbeeld. Hij merkt het op als hij de bestelling voor het kerstdiner ophaalt bij de vishandel: ‘Die mensen namen de vis allemaal mee naar huis om het met het hele complete gezin op te peuzelen.’ Daarmee totaal voorbijgaand aan de velen die deze dagen in eenzaamheid doorbrengen, bijvoorbeeld omdat ze helemaal geen gezin meer hebben en daarom in hun eentje de zichzelf toch gegunde heerlijke vis opsmikkelen.
Vliegerspet
Erik beleeft het als het rondmaken van een cirkel als hij en zijn vrouw ingaan op de uitnodiging van BNNVARA om deel te nemen aan de documentaireserie Break free wat een afdaling inhoudt naar de plek waar Lucas is gecrasht. Daarbij ontmoet het echtpaar tevens de mensen die destijds het vliegtuig hebben geïdentificeerd en hebben gezien wat er nog restte van de lichamen van de inzittenden. Die ‘plaats van horror’ gaf doordat ‘er absolute stilte heerste en er geen zucht wind was (…) een indruk van een huiskamer. Lucs huiskamer’, schrijft Erik. Onder een overhangende rots, zoveel mogelijk afgeschermd van de elementen, legt hij zijn vliegerspet neer en plaatst daarnaast een foto waarop Lucas als achtjarig mannetje op Bonaire de pet op zijn hoofd had gezet. Aan het reddingsteam schenkt het echtpaar een drone die van de naam Lucas wordt voorzien en nu dient als hulp bij het redden van mensenlevens.
Thuis, diep in Eriks hart, is er de vaas, ‘een kleine wat rommelige vaas’ als restant van aan elkaar geplakte kleine stukjes van wat ooit was ‘een overweldigend mooie kristallen vaas’, die Erik samen met zijn vrouw en hun beide kinderen ‘had ontworpen.’ Toen ik nog werkzaam was in het ziekenhuiswezen en mensen begeleidde bij het rouwproces dat ze doormaakten, kwam ook vaak het beeld van een kapot gevallen vaas ter sprake. Naast de optie de vaas te lijmen stelde ik altijd voor er een mooi Gauderiaans kunstwerk van te maken. Het is Erik en de zijnen van harte gegund de kans aan te grijpen dat laatste alsnog te doen.
NOOIT MEER VLIEGEN
Hoe een vliegtuigongeluk de droom van vader en zoon verwoest
Erik Westenberg
Paperback | 208 pagina’s | Een 12-bladig katern kleurenfoto’s van bijzondere momenten met Lucas
ISBN 9 78 90 83 38 23 19 | Uitgeverij Vesperpublishing
2024 | € 22,95