Het moet in de vroege maanden van 2001 geweest zijn toen ik een mailtje kreeg van Rudi Dekkers. Hij vroeg me weer eens langs te komen in Florida. Zijn uitnodiging was niet zonder eigenbelang: ik had door mijn geschrijf bij een vorige gelegenheid wat publiciteit gegenereerd voor zowel zijn vliegschool als zijn verhuurbedrijf voor business jets.
Het bezoek verliep nogal spectaculair. Rudi had intussen een helikoptervliegbewijs gehaald, en nam me mee op tochtjes. We vlogen heen en weer tussen zijn vliegschool in Naples, en zijn vliegtuigverhuurbedrijf in Venice; beide aan de westkust van Florida. Hij nam me ook mee naar zijn huis. Splinternieuwe villa, beeldschone Latijns-Amerikaanse vrouw, twee studerende dochters. Een crèmekleurige sportwagen en een enorme, half-vergulde Harley-Davidson.
De bezoekjes die ik aan hem en zijn vliegveld bracht waren tamelijk onvoorspelbaar. Ik werd soms met open armen ontvangen, rondgeleid, gefêteerd en geamuseerd, maar soms ook totaal genegeerd. Hij was heel openhartig. Een rollercoaster-leven, zo bleek. Veel geld verdiend in de makelaardij en de IT, maar beweerdelijk ook professioneel getennist; tegen Borg en Lendl zelfs, in hun vroege jaren.Â
Zijn vertrek uit Nederland was niet geheel vrijwillig geweest, meldde hij een keer. ‘Ik ben op Schiphol in looppas die buis naar het vliegtuig binnengerend. Ik had nogal wat schuldeisers achter me aan, en ook de belastingdienst zat op mijn hielen.’ Er was onder meer een akkefietje met de gehele Edese middenstand: hij had een evenement georganiseerd waarbij een optreden van Johan Cruijff toegezegd was. Helaas, de vedette kwam niet opdagen. Hij liet niet na te suggereren dat het bezoek van de beroemde voetballer wel eens geheel imaginair geweest zou kunnen zijn. Evenement geflopt, standhouders en frietkraamboeren eisten hun geld terug.Â
Al met al kwam een merkwaardige, gespleten persoonlijkheid naar voren. Onvoorspelbaar, vooral. Een perfect geformuleerd zakelijk relaas werd naadloos gevolgd door een onvoorstelbaar grove kwinkslag naar een secretaresse. Dat was Rudi Dekkers ten voeten uit. ‘Je mag wel oppassen’, voegde ik hem eens toe. ‘Dat soort grappen zijn strafbaar hier, volgens mij?’
Al dan niet in zijn aanwezigheid had ik alle vrijheid om op zijn zonovergoten vliegveld rond te lopen. Er waren flink wat lesruimten en -lokalen waar Rudi’s leerlingen zaten te studeren, vluchten voor te bereiden, en logboeken in te vullen. Ze wandelden keurig geüniformeerd heen-en-weer naar de smetteloos witte sportvliegtuigen waarmee het vliegen getraind werd.Â
Ik sprak er een flink aantal studenten, want ik was nieuwsgierig naar hun verhaal, hun afkomst, achtergrond. Wat opviel – al was dat in heel Florida destijds zo – was dat zeer velen van Arabische afkomst waren: de zonen van welgestelde families uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten. Die werden en worden vaak naar Florida gestuurd om opgeleid te worden tot verkeersvlieger. Een industrie. Vele praatjes gemaakt, maar geen namen onthouden. ‘Atta en zijn kompanen waren er elke dag’, zei Rudi later. ‘Je moet ze zeker een handje gegeven hebben.’
Fast forward: een paar maanden na 9/11, terug in Nederland, hoorde ik dat een Nederlandse vliegschoolhouder betrokken was bij de opleiding van de kapers. ‘Dat moet Rudi zijn’, dacht ik meteen. Ik had een van de duurste portable telefoons van die tijd. Het ding had perfect gefunctioneerd in Amerika, maar ik wist niet zeker of je er ook mee van Europa naar de VS kon bellen. Het nummer van Rudi Dekkers zat er nog in. Ik kreeg hem meteen aan de lijn: ‘Je hebt vijftien minuten, maar daarna belt Oprah Winfrey, want die wil me in haar programma hebben.’Â
Zijn verhaal kwam voornamelijk neer op het feit dat hij niets had kunnen vermoeden. Van de drie knapen waren er twee bijzonder sympathiek en aardig. ‘Alleen die Atta, dat was dat was een klootzak, dat had ik meteen door. Maar verder? Prima leerlingen. Geen flauw idee, verder.’
Weer een maand of zes later belde hij me zelf op: ‘Je gelooft het niet, maar ik heb vandaag alle papieren van de drie kerels gekregen. De hele mikmak. De vergunningen om te studeren in de VS, de goedkeuring van de instanties om de brevetten uit te schrijven, noem maar op!’
Hij klonk geagiteerd. ‘Dit bewijst dat ik geen rommelaar ben! Ik had mijn zaakjes keurig voor mekaar. Alleen ik kon dat niet bewijzen. Die ambtelijke molens daar in Washington draaien langzaam. Dat wist ik, maar dat ze een enorme fout maken door deze papierwinkel goed te keuren, terwijl die kerels al zes maanden dood zijn, dat had ik niet verwacht. En dat vindt iedereen om me heen ook uiterst merkwaardig. Maar mijn bedrijven zijn hierdoor wel in de grootste problemen gekomen. Terwijl ik niks fout gedaan heb! Kun je niet ergens aan de bel trekken? Misschien bij een krant, of een tv-programma? Ik zou graag zien dat mijn goede naam in elk geval in Nederland niet verder bezoedeld wordt.’Â
Ruud, ik heb het je destijds ook al verteld: ik heb het verhaal aan zeker twintig kranten en omroepen gemaild. Er kwam geen enkele reactie.
OK Rudi Dekkers, dan maar postuum.
Goof Bakker