Vrijwillig stapte de DC-3-vlieger die tiende mei in 1940 in een Fokker D.XXI. Hij escorteerde een tweetal Fokker T.V.’s dat op weg was voor een bombardement op vliegveld Waalhaven. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waarin Carel Steensma menig ontbering overleefde, werd hij hoofd Vliegdienst KLM en in vervolgens directeur Zuidelijk Amerika bij diezelfde KLM.
De in 1912 geboren Steensma vertrok als puber naar Canada om zijn droom te realiseren en daar boer te worden. De boer waarvoor hij werkte was zelf piloot geweest tijdens de Eerste Wereld Oorlog en had een eigen vliegtuig waarmee in de weekends vluchten werden gemaakt. Zo nu en dan mocht Steensma de stick zelf ter hand nemen. Zijn interesse was gewekt. Toen in 1929 na de Beurskrach in New York een wereldwijde crisis uitbrak, was hij genoodzaakt terug te keren naar Nederland. Daar aangekomen meldde hij zich op het KLM-kantoor met het verhaal dat hij speciaal uit Canada was teruggekomen om met de heer Plesman te spreken, KLM’s eerste directeur. Steensma liet zich niet wegsturen, bleef uren wachten, net zolang totdat Plesman tevoorschijn kwam. Het draaide erop uit dat hij zich moest melden op vliegveld Waalhaven om op vrijwillige basis als monteur aan de slag te gaan. Eenmaal daar aan het werk nam hij meteen vliegles, haalde zijn brevet en liet zich vervolgens op Soesterberg verder opleiden waarna hij piloot werd bij KLM op de Indië-route. Bovendien werkte hij onder de naam ‘Carel Christiaan’ voor de Nederlandse militaire geheime dienst GS III. Als de KLM-piloot boven nazi-Duitsland vloog, rapporteerde hij over de aanleg van nieuwe vliegvelden.
Vliegveld Waalhaven bombarderen
Op 10 mei 1940 begon de oorlog in Amsterdam ’s ochtends om 04:30 uur met een bombardement op Schiphol. De inmiddels door de Nederlandse Luchtmacht opgeroepen Steensma zag vanuit zijn woonplaats Amstelveen de zwarte rookwolken opstijgen. De DC-3 waarmee hij naar Engeland zou vliegen stond buiten en was enigszins beschadigd, de reparatie zou een dag of drie, vier op zich laten wachten. Het squadron waarbij Steensma was ingedeeld, was op Schiphol gelegerd. In zijn KLM-kloffie stapte Steensma op die mannen af met de vraag of hij de komende paar dagen iets voor hen kon betekenen. Er waren nog enkele onbemande Fokker D.XXI’s: of hij in één daarvan plaats wilde nemen om twee Fokker TV’s te escorteren die op weg gingen om vliegveld Waalhaven te bombarderen. ‘Bombarderen?’, vroeg hij totaal verbaasd. ‘Ja’, was de reactie, ‘de moffen hebben dat al in de hand.’ Toen Steensma dát hoorde ging hij maar wat graag mee.
Over de kop
Die vlucht bleef niet onopgemerkt bij de vijand en er volgde een gevecht met een drietal Messerschmitt Bf 109’s. De KLM-vlieger wist er twee neer te halen maar kwam zelf ook aan de beurt. Behalve het instrumentenpaneel werd ook zijn been geraakt. Hij slaagde erin terug te keren naar Schiphol. Zijn vliegtuig was te zeer beschadigd om nog mee te kunnen vliegen. Het werd in brand gestoken Diezelfde avond vloog Steensma met enkele andere mensen van het squadron naar Buiksloot (nu gemeente Amsterdam; LK), waar zich een zweefvliegveldje bevond dat eerder zeer sporadisch door Fokker werd gebruikt en tijdens de mobilisatie door de militaire luchtvaart als hulpvliegveld werd bestemd. Van daaraf vloog Steensma weer enkele missies. Tijdens een landing pikte hij een flinke kuil waardoor de poot afbrak. Hij sloeg over de kop. Het vliegtuig brak in tweeën, maar vloog niet in brand. Zelf brak hij een aantal rugwervels. Een ziekenhuisopname volgde. Toen de piloot zag dat er gewonden binnenkwamen die er veel erger aan toe waren dan hij, besloot hij zijn plek af te staan aan een ander en ontglipte diezelfde avond via een raam naar buiten. Dat hij overigens weer netjes sloot toen hij eenmaal buiten stond.
Onder vuur
Vliegen was er voorlopig voor hem niet meer bij. Het vechten tegen ‘de moffen’ beschouwde hij als het te lijf gaan van een olifant met een zakmes. Daarom bedacht hij een list: suiker in de benzine. In de carburateur klontert dat samen en dan gaat zo’n machine neer. Sporen van de toegevoegde suiker zouden nooit zijn terug te vinden vanwege de brand die zich alras aandiende. Vervolgens is Steensma naar Rotterdam gegaan om te helpen met puin te ruimen. Daarna stapte hij met zijn vrienden Lodie Voûte en Boy Ruys de Perez in een bootje om naar Engeland te ontsnappen en deel uit te gaan maken van de manschappen van de Royal Air Force, kortweg RAF. Maar ook nu werd hij samen met zijn maten onder vuur genomen. Steensma was vol vertrouwen dat ze in Engeland wel raad wisten met zijn verwondingen. Door moesten ze. Maar de motor van het bootje was ook beschadigd. Steensma bood zijn vrienden aan van boord te springen en terug te zwemmen, maar die huldigden het standpunt ‘samen uit, samen thuis’.
Een en ander klaar hebben
Maar samen thuiskomen was er niet bij. Steensma werd opgenomen in het Wilhelmina Gasthuis Amsterdam, dat was omgedoopt in Luftwaffe lazarett. Hij werd aan zijn verbrijzelde rechterdijbeen geholpen en daarna overgeplaatst naar het Huis van Bewaring Weteringschans, waar hij met z’n vieren in een 1-persoonscel kwam te zitten in afwachting van het moment waarop ze eruit werden gehaald en het verzoek kregen alles mee te nemen. Voordat het zo ver was schreef hij aan zijn echtgenote Tine de Veer, de vierde Nederlandse vrouw in de geschiedenis met een vliegbrevet: ‘Lief Vrouwke van mij. Daar er een kans bestaat dat ze me gaan verslepen, wil ik je even een woordje schrijven, misschien gebeurt het niet, misschien wel – in ieder geval maak ik dit briefje klaar en probeer het “eruit” te krijgen. We zullen ons geen zorgen voor de tijd maken, maar het is wel goed een en ander klaar te hebben. Hoe ik naar je verlang kan niemand beter weten dan jezelf.’

Geen kogel verspillen
En toen was het zo ver. Steensma werd opgehaald met het verzoek alles mee te nemen. Gebruik was dat diezelfde dag ergens in de duinen executie volgde. Maar in plaats daarvan werd hij naar concentratiekamp Amersfoort gebracht. De Duitsers wilden geen kogel aan hem verspillen omdat het in de verwachting lag dat hij als gevolg van zijn verwonde been niet lang meer te leven had. Algauw volgde opnieuw een transport, nu naar Natzweiler, een vernietigingskamp in de Vogezen. Op dat moment had de KLM-vlieger geen idee wat Natzweiler inhield. In de sneeuw kwam hij eraan.
Geamputeerd
Als gevolg van zijn zich langzaam herstellende verbrijzelde dijbeen, kon hij moeilijk zonder stok lopen. Een van zijn lotgenoten raadde hem aan die kruk weg te smijten om te voorkomen dat ze hem ermee zouden doodmeppen. Tijdens een barre tocht hoorde Steensma zijn been knakken. Een chirurg met wie hij bevriend raakte en die eveneens naar Natzweiler was gedeporteerd, vroeg hem of hij nog ooit wilde thuiskomen. Ja, natuurlijk. Maar met dat been zou dat nooit gaan lukken. Maar hij kon toch niet zonder been thuiskomen? Zonder been kon hij toch niet meer vliegen? ‘Dan kom je helemaal niet thuis’, werd hem te verstaan gegeven. Onder zeer primitieve omstandigheden, zonder enige verdoving, is zijn been toen afgezet. Na de amputatie was hij ernstig ziek, onder meer door bloedverlies. Op het moment dat de Amerikanen het kamp naderden en de kanonschoten hoorbaar waren, werd het kamp ontruimd. De Duitsers werkten de kampgevangenen goederenwagens in, Steensma in de laatste die voor de lijken was bestemd want ach, hij zou het toch niet halen was de gedachte.
Vlektyfus
Na drie dagen en twee nachten in de trein werd Steensma voor dood uit de trein gehaald en op de grond neergelegd. Een andere kampgevangene zag dat hij nog leefde en legde zijn jas over hem heen. Ze zorgden ervoor dat hij in een van de barakken kwam. De onhygiënische omstandigheden in concentratiekamp Dachau waren er debet aan dat er vlektyfus heerste, overgebracht door kleerluizen. Zodra mensen de bijbehorende rode vlekjes begonnen te vertonen werden zij afgevoerd naar een speciaal daarvoor gemaakt blok met prikkeldraad eromheen. Zij waren onherroepelijk ter dood veroordeeld. SDAP-man Wiardi Beckman, die met diverse medegevangenen gesprekken voerde over hoe verder na de oorlog, bekommerde zich om hun lot, de waarschuwingen van Steensma ten spijt dat deze mensen hoe dan ook zouden sterven en hij met hen.

Onderscheiden
Na de capitulatie van Duitsland wachtten de Nederlandse krijgsgevangenen op hulp uit Nederland. Tevergeefs. De Denen, de Noren, de Fransen, allemaal werden ze opgehaald, vaak met veel eerbetoon. Zo niet de Nederlanders. Samen met een aantal van hen wist Steensma een bus te regelen waarmee naar hun thuisland werd afgereisd. Bij Vaals werd de bus in eerste instantie tegengehouden omdat de inzittenden niet over geldige papieren beschikten. Maar uiteindelijk kon Steensma toch terugkeren naar zijn vrouw, naar zijn gezin. Op verzoek van Plesman zette hij zijn carrière voort bij KLM, waar hij sinds juli 1940 niet meer in dienst was nadat hij zelf ontslag had ingediend. Razend van woede was hij geweest bij de ontdekking dat met de vliegtuigen van zijn werkgever Duitse officieren werden vervoerd. Een terugkeer naar de cockpit zat er met zijn geamputeerde been niet meer in. Daarom ging hij als assistent Hoofd Vliegdienst aan de slag. Later werd hij directeur Zuidelijk Amerika. Vier jaar woonde hij op Curaçao, waar hij medeoprichter was van het Bonaire National Marine Park. Na zijn pensionering werd Steensma directeur van het Nederlands Congrescentrum in Den Haag en nog weer later voorzitter van het Nederlands Dachau Comité. Met succes zette hij zich in voor de verwezenlijking van het Dachau-monument in het Amsterdamse Bos. Zijn ruim vijftigjarige vriendschap met koningin Juliana en prins Bernhard kwam abrupt ten einde nadat hij in het tv-programma Hoge Bomen een boekje had opengedaan over de buitenechtelijke kinderen van de prins. Steensma, die op 93-jarige leeftijd overleed, is onderscheiden met de Bronzen Leeuw.
Publiciteit
In het Verzetsmuseum Amsterdam is het kerstboompje te zien dat Steensma in het Huis van Bewaring Weteringschans maakte van het karton dat het raam verduisterde. De sneeuw komt van het verband om zijn schotwond, het zilverfolie van zijn medicijnen. Ook de op toiletpapier geschreven briefjes van Steensma aan zijn vrouw worden hier bewaard. Zoon Frank Steensma publiceerde het boek Vrolijk Pasen 1942 over de heftige periode uit het leven van zijn vader. Gijs van de Westelaken en Jos Schneider schreven het boek De bus uit Dachau over de tocht terug naar Nederland die Steensma samen met zeventien anderen maakte.