Nieuw-Zeeland wordt door velen het mooiste land ter wereld genoemd. Bergen als in Zwitserland, een kustlijn als in Californië of Kroatië, en plotseling een subtropisch bos dat men zo in Zuidoost-Azië zou verwachten. De landschappen zijn ongekend divers, maar daardoor ook moeilijk te bereizen. De enkele snelwegen die het land heeft zijn het grootste deel van de tijd slechts tweebaans met haarspeldbochten. Een reis tussen steden als Queenstown en Wanaka duurt al uren, laat staan wanneer men het land wil doorkruisen. De Nieuw-Zeelanders hebben gelukkig een oplossing gevonden voor dit probleem: het aanleggen van vliegvelden.. Veel vliegvelden.
Waar ieder Frans dorp een bakkerij heeft, gaat bijna hetzelfde op voor Nieuw-Zeelandse dorpen en vliegvelden. ‘Wonen er mensen, dan kan je er landen’, lijkt het mantra van de (kleine) luchtvaart in het land. Kleine dorpen en toeristische hoogtepunten zijn zodoende goed bereikbaar met chartervluchten, bijvoorbeeld met Cessna’s of toestellen van Pilatus.
Deze routes geven mensen de kans om zich in relatief korte tijd tussen dorpen en grote luchthavens te verplaatsen. Vanaf veel van deze velden is het ook mogelijk om een parachutesprong of een sightseeing-vlucht te maken, of in stilte te genieten van de ruime mogelijkheden die het land aan zweefvliegers biedt. Naast gemak en plezier biedt de grote hoeveelheid landingsterreinen ook de mogelijkheid om mensen, indien nodig, snel naar een ziekenhuis te kunnen vliegen.
Wanneer een dorp een kleine stad wordt, wat in Nieuw-Zeeland vanaf een paar duizend inwoners al het geval is, komen er lijnvluchten van Air New Zealand. De nationale maatschappij heeft een indrukwekkende hoeveelheid Dash 8’s en ATR’s in haar vloot waarmee vrijwel elke stad verbonden wordt met Auckland, Christchurch of Wellington.
Vaak zijn de paar vliegtuigen van Air New Zealand de enige commerciële toestellen die deze kleinere vliegvelden zien. Kleine lokale maatschappijen zijn op enkele kleine routes de concurrentie aangegaan met onder andere Pilatus PC-12’s, wat zorgt voor een prachtig en divers uitzicht vanuit de terminal.
Wie zich tussen de grotere steden wil verplaatsen heeft het helemaal makkelijk. Onder meer Air New Zealand en Jetstar bieden binnenlandse vluchten aan met een vloot van Airbus A320’s. Deze toestellen worden aangemerkt als ‘A320 domestic’ aangezien deze niet zijn voorzien van een ETOPS-goedkeuring en zodoende niet buiten Nieuw Zeeland mogen vliegen. Voor vluchten naar onder andere Australië zijn andere Airbus A320’s wel voorzien van een dergelijke goedkeuring.
Het openbaar vervoer in Nieuw-Zeeland is volledig in handen van de luchtvaartmaatschappijen. Stations zijn er amper, rijden duurt te lang en tussen het Noorder- en Zuidereiland is men aangewezen op een veerboot van vier uur, die vaak duurder is dan een vlucht. Het is dan ook geen wonder dat de Nieuw-Zeelanders de luchtvaart een warm hart toedragen, en dat daar voorlopig geen verandering in zal komen.