Eind september neemt de Koninklijke Luchtmacht na 45 jaar afscheid van de F-16. De komende maanden blikt Up in the Sky terug op de operationele carrière van de F-16 bij de Nederlandse luchtmacht. Na het eerste deel over de beginjaren van de F-16, vandaag het tweede deel: de operationele inzet van Nederlandse F-16’s boven Joegoslavië.
Bij het uiteenvallen van Joegoslavië waren er vanaf 1991 diverse conflicten tussen de landen die samen voormalig Joegoslavië vormden. Ter bescherming van de Bosnische bevolking kondigden de VN in 1992 een vliegverbod af, dat echter met grote regelmaat werd geschonden. Om dit vliegverbod af te dwingen, kwam een internationale coalitie in actie. Als onderdeel hiervan werden in 1993 Nederlandse F-16’s voor het eerst uitgezonden naar de Balkan. Voor “Operatie Deny Flight” opereerden de toestellen vanaf de Italiaanse basis Villafranca. Manja Blok was de eerste vrouwelijke operationele F-16-vlieger en werd meerdere malen uitgezonden naar Italië. Voor het Veteraneninstituut vertelde ze over haar ervaringen.
Luchtsteun
De relatief rustige situatie in Bosnië sloeg om toen de eerder veiliggestelde enclaves werden bedreigd. Manja en haar squadron kregen continu updates waaruit bleek dat de Nederlandse eenheid Dutchbat-III het zwaar had. Aanvankelijk mochten de Nederlandse F-16’s nog niet tot actie overgaan: ‘Er was vraag om luchtsteun, maar we kregen geen orders. Het was heel frustrerend dat je niet mocht helpen, want de Nederlanders op de grond hadden het moeilijk en die wilde je gaan helpen. We zaten met handen en voeten vastgebonden. We hingen elke dag uren in de lucht, maar keerden terug met alle bommen nog aan onze F-16’s.’
Onhoudbaar
In juli 1995 voerde Blok zelfs de eerste aanval uit met een F-16: ‘Op 11 juli 1995 stond ik ook gepland voor een missie. De situatie in Srebrenica was toen bijna onhoudbaar, en het luchtruim boven Bosnië was al enige tijd gesloten. We vlogen vooral boven de Adriatische zee, wachtend op toestemming om tóch het luchtruim te betreden en de enclave te helpen vanuit de lucht. Toen we, na een hele hoop vertraging, eindelijk die toestemming kregen om naar Bosnië te vliegen, was ik toevallig een van de twee piloten die de lucht in gingen. Eenmaal daadwerkelijk onderweg naar Srebrenica hoorde ik dat we daar heen gingen om bommen te gooien. Ik dacht: dit is uniek, hier hebben we het allemaal voor gedaan, zijn we voor opgeleid, en hiervoor hangen we al 2 1/2 jaar in de lucht boven Bosnië. Ik had contact met Nederlandse commando’s die op de grond in de knel zaten. Ze klonken rustig over de radio, maar zij werden beschoten. Wij waren tot dat moment met de handen op de rug gebonden geweest, nu kregen we eindelijk toestemming om iets te doen.’
Oorlogsactie
‘Het was de eerste oorlogsactie van de Nederlandse luchtmacht na de Tweede Wereldoorlog. Als vlieger maak je dat heel anders mee. Ik heb nooit de geluiden gehoord van mensen die aangevallen werden, nooit bommen tot ontploffing horen komen, nooit gewonde mensen gezien of geroken, of de paniek of dreiging die op de grond heerste gevoeld. In de cockpit zit je in een veilige omgeving, en ben je bijna onkwetsbaar. Uiteindelijk ben je een poppetje in het geheel, en doe je het met z’n allen. Bij terugkomst in het Nederlandse kamp in Italië stond het hele detachement ons op te wachten omdat we eindelijk hadden gedaan waar iedereen dag en nacht mee bezig was.’
Allied Force
Begin 1999 weigerde de Federale Republiek Joegoslavië (het tegenwoordige Servië) om een akkoord te tekenen over Kosovo, ondanks grote druk van NAVO en de VN. Uiteindelijk werd op 24 maart 1999 besloten tot operatie “Allied Force“, het uitvoeren van luchtaanvallen op doelen in Servië. In het boek “Crossing the border”, over de Koninklijke Luchtmacht na de val van de Berlijnse Muur, wordt het verloop van die eerste missie op 24 maart beschreven. Het blijkt een historische missie, want voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog haalt een Nederlands militair toestel in de lucht een tegenstander neer.
Aanvalsformatie
Vier Nederlandse F-16’s hadden de taak om een aanvalsformatie van veertig geallieerde toestellen te beschermen. Van een NAVO AWACS-toestel kregen ze het bericht dat er drie Servische MiG-29’s in de lucht waren. Één MiG-29 verscheen op de radar bij de Nederlanders. Later bleek dat twee van de drie andere MiG-29’s al door Amerikaanse F-15’s waren neergehaald. Peter Tankink is één van de Nederlandse F-16 vliegers. Hij beschrijft in “Crossing the border:”: ‘Achter ons vielen de bommen van de door ons te beschermen package. De MiG bleef doorvliegen, maar wij hadden nog altijd geen toestemming om te schieten. Het vijandelijk toestel was op dat moment aan het zakken en korte tijd later verdween hij bij onze leider van zijn radarscope. De leider en nummer twee van onze formatie waren op dat moment te dicht bij het doel en draaiden om. Ik zag het vijandelijk vliegtuig nog wel op mijn radarscherm en was vanaf dat moment de verantwoordelijke om ‘door te duwen’. Meteen daarop kreeg ik van de AWACS de klaring: je mag hem afknallen.’
Steekvlam
In 2018 ontving Tankink het Vliegerkruis vanwege zijn inzet tijdens Allied Force. Naar aanleiding hiervan beschrijft Tankink in de Defensiekrant het moment van vuren: ‘Ik drukte op de knop. En dacht: nu gaat ‘ie er af. Maar in die ene seconde, die zo veel langer leek te duren, dacht ik echt dat de raket bleef hangen. En toen, opeens zag ik een steekvlam. Hij deed het. Elk jaar vertel ik dit verhaal aan jonge vliegers, met name over die ene seconde die een eeuwigheid leek. Dit is zo’n moment dat je nooit echt kunt oefenen. Bij een training drukken we wel op een knop, maar de raketten gaan niet echt af.’ De “kill” van Tankink was de eerste voor Nederland sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ook was het de eerste keer dat een Nederlandse luchtmachtvlieger een toestel neerschoot met een luchtdoelraket.