Vandaag staat er een vlucht naar Tenerife Noord met mist en forse windstoten op het programma. Met de captain van vandaag kan ik lezen en schrijven, dat scheelt. ‘Hopelijk ben je klaar voor weer wat luchtacrobatiek’, zegt hij. ‘Jij mag vliegen, dan haal ik koffie.’ Ik snap al waarom, bij slecht weer ben ik altijd de pineut. Met het eelt nog op de lippen van de vorige reis, prepareer ik de cockpit voor vertrek.
Tenerife Noord dus, de ruwe diamant van de Canarische Eilanden. Vanuit de cockpit zie je het groene landschap fel afsteken tegen de dorre vegetatie van het zuidelijke deel. Deze ecologische paradox wordt veroorzaakt door het vochtige microklimaat, dat door de Passaatwinden en de omliggende vulkanen – tot wel 3.700 meter hoog – in stand wordt gehouden.
Maar dit paradijs kent zijn eigen demonen. Krachtige windstoten kunnen zonder enige waarschuwing vanaf de vulkanen neerdalen, en zelfs de meest doorgewinterde piloten verrassen. Daarnaast staat de locatie bekend om de hardnekkige laaghangende bewolking, wat een landing op de 700 meter hoge luchthaven extra kan bemoeilijken.
Tenerife Noord draagt ook de littekens van een donkere geschiedenis. Hier vond in 1977 het grootste vliegongeluk ooit plaats, waarbij onder andere een KLM-toestel betrokken was. Een combinatie van ongunstige weersomstandigheden en gebrekkige radartechnologie op de luchthaven droeg bij aan deze tragedie. Nu zijn de faciliteiten wel aanzienlijk verbeterd.
Vanuit de cockpit kijk ik naar beneden, waar de wolken ons omsluiten als een kolkende oceaan. We vliegen door zware turbulentie terwijl we het Marokkaanse luchtruim passeren en het voelt alsof we in een gammele huifkar over een ruwe bergpas rijden. Terwijl ik me opmaak voor de landingsbriefing, zie ik mijn collega grijnzen: ‘Hoe ga je deze eens aanvliegen?’
In de verte verschijnt de silhouet van de Teide, de hoogste berg van Tenerife, en we zetten de daling in. De turbulentie neemt de overhand, tot het punt waarop een harde windvlaag de autopilot eraf slaat. Het is nu aan mij en de instrumenten. Terwijl we omlaag zakken, laat een plotselinge windzak onze snelheid te ver dalen, waarop een doorstart onvermijdelijk wordt. ‘Go Around.’
‘Je mag het nog een keer proberen jongeman’, zegt mijn collega, terwijl we met brullende motoren weer omhoog stuiven. De tweede poging is onderweg en de imposante rotsformaties en het lage wolkendek komen opnieuw naderbij. Tot mijn opluchting wordt de stilte doorbroken met: ‘Runway in sight.’ Zodra we aan de gate staan, vraagt mijn collega-piloot: ‘Haal jij koffie, of moet ik al het werk hier doen?’