Soms kunnen beschrijvingen van gebeurtenissen uit het verleden ineens weer zeer actueel worden. Zoals de concurrentiestrijd tussen vliegtuig en trein. Of, van geheel andere aard, de vlucht van mensen uit hun thuisland. In de vier grote romans die de vlieger Antoine de Saint-Exupéry ooit schreef en die nu gebundeld zijn heruitgegeven door Ad. Donker, komt het allemaal op indrukwekkende wijze aan de orde. Maar wie de verzameling aanschaft moet behalve voor vliegverhalen ook wel enige interesse hebben in filosofische beschouwingen.
Het is nog duidelijk een tijd waarin er gevlogen wordt op bomen, huizen, kanalen en wegen, waarbij de steden evenals vliegvelden, zijn ingetekend op een kaart en noodlandingsterreinen met een rood potlood zijn aangegeven. Een tijd waarin altijd in het weer werd gevlogen, vlak boven de schuimende koppen van de zee, vlak boven de oneindigheid van de woestijn, soms bij ‘een hemel zo kalm als een aquarium’, soms te midden van ‘een storm die op het vliegtuig beukt als het houweel van een sloopmachine’. Een tijd waarin het daarom dikwijls spannend in de cockpit was. Een tijd ook waarin een vlieger flink in het eigen gewicht toenam als gevolg van het in truien, leren pak, gevoerde laarzen en handschoenen ingepakte lichaam. Wat bovenal telde was dat de post op tijd haar bestemming bereikte. ‘Het is voor ons een kwestie van dood of leven, want we verliezen iedere nacht de voorsprong die we overdag op de treinen en de schepen hebben behaald’, is de realisatie die de piloten tot altijd maar doorvliegen dwingt, ook als de nacht komt opzetten ‘die als een dikke donkere wolk de valleien vult, die niet meer van de vlakten te onderscheiden zijn’.
Elke seconde verdwijnt er iets
‘Als ik mijn mannen niet hardhandig aanpak, zullen ze altijd bang blijven voor de nacht’, is het uitgangspunt waarmee chef Rivièra de onder zijn leiding werkzame vliegers aanpakt. Er moet hoe dan ook gevlogen worden: ‘Er zijn niet iedere nacht cyclonen.’ De man lijkt ongevoelig, maar dat dit beeld niet klopt blijkt wel heel duidelijk in de passage als de vrouw van een vermiste piloot zich bij hem aandient: ‘Mevrouw, u stoort me niet.’ En later, nadat zij rechtsomkeert heeft gemaakt en hij verstrooid met de vingers op telegrammen trommelend nadenkt: ‘We vragen niet om onsterfelijkheid, maar we willen onze daden en dingen niet ineens van hun zin beroofd zien. Want dan wordt de leegte om ons heen zichtbaar.’ Ook die leegte weet De Saint-Exupéry aangrijpend te beschrijven: ‘Misschien zullen ze (de marconisten; LK) toch nog een teken van leven opvangen. Misschien zullen ze, als het vliegtuig met zijn boordlichten tussen de sterren opdoemt, die ster horen zingen… De seconden verstrijken. (…) Met elke seconde verdwijnt er iets. Fabiens stem. Fabiens lach, zijn glimlach. De stilte wint terrein, een stilte die steeds drukkender wordt, die zich over de bemanning legt als het gewicht van een oceaan.’
Geen enkel bewijs
De Saint-Exupéry die uiteindelijk zelf verongelukt na een aantal eerdere vliegtuigongelukken te hebben overleefd, weet de spanning in de cockpit treffend te beschrijven als heftige turbulentie zich laat gelden, gashendels zijn bevroren of de motor ‘Morse gaat spreken’. De regelmatig door hem geïntroduceerde metaforen zijn daarbij illustratief. Zo ook als hij autobiografisch verhaalt over de gebeurtenissen die voorafgingen aan het moment waarop hij samen met monteur Prévot met een snelheid van tweehonderdzeventig kilometer per uur zijn vliegtuig de grond in boort: ‘Er is trouwens geen enkel bewijs dat ik niet al langere tijd richting zee ben afgedreven. Onder deze wolk bestaat een complete ondoordringbare duisternis. Ik druk mijn hoofd tegen het raam aan. Ik probeer erachter te komen wat er onder me is. Ik probeer lichten, herkenbare punten te zien. Ik ben iemand die in as wroet. Ik ben iemand die de gloeiende kolen van het leven uit een open haard probeert te trekken.’
Afhankelijkheid
Adembenemend verwoordt De Saint-Exupéry de tijd die hij samen met zijn monteur vervolgens in de woestijn doorbrengt: de overlevingsdrang, de twijfels, de wanhoop: ‘Je hebt veertien dagen nodig om in de woestijn een vliegtuig wiens ligging op nog geen drieduizend kilometer nauwkeurig te bepalen is, op te sporen. (…) Maar vandaag koester ik nog hoop op deze kleine kans, want er is geen andere. Ik verander van tactiek en besluit alleen op onderzoek uit te gaan. Prévot zal een vuur maken en het aansteken als we bezoek krijgen. Maar we zullen uiteraard geen bezoek krijgen. Ik ga dus op weg en ik weet zelfs niet of ik de kracht zal hebben om nog terug te komen. (…) Er is in de Sahara ongeveer veertig procent vocht, hier is er daarentegen maar achttien procent. En het leven verdwijnt zo snel als het kan verdampen. (…) Ik loop verder. Door uitputting verandert er iets in mij. Als dat geen luchtspiegelingen zijn, verbeeld ik me dat ze er zijn. “Hé daar!” Al schreeuwend heb ik gezwaaid, maar de man die daar in de verte gebaren maakte was alleen maar een zwarte rots.’ En de nodige ontberingen verder: ‘Ik had niet gedacht dat ik zo erg de gevangene van het water was. (…) Je denkt dat je vrij bent. Je ziet het touw niet dat je met de put verbindt, dat je als een navelstreng met de buik van de aarde verbindt. Als je ook maar een stap te ver gaat, sterf je.’
Steeds weer anders
In nagedachtenis van de Libische Bedoeïen die uiteindelijk redding biedt schrijft De Saint-Exupéry: ‘Jij bent de mensheid zelf, en je verschijnt in mijn geheugen met het gezicht van alle mensen tegelijk. (…) Al mijn vrienden, al mijn vijanden kwamen in je samen en op me af. Ik heb nu geen enkele vijand meer op de wereld.’ Zoals wel vaker volgt er wat later een filosofische beschouwing: ‘De oorlog misleidt ons. Haat draagt niets bij aan de betekenis van een wedloop. Waarom zouden we elkaar haten? We horen bij elkaar, we leven op dezelfde planeet, we vormen de bemanning van hetzelfde schip. Het is van belang dat er verschillen tussen mensen zijn, omdat daardoor nieuwe ideeën kunnen ontstaan. Het is afschuwelijk dat ze elkaar zouden verslinden.’ Maar eenmaal als oorlogsvlieger komt hij ook tot andere constateringen: ‘Het is mooi om de oogst te verbranden als de vijand door de as daarvan verstrikt kan raken.’ De uitspraak ‘Zeg zo is het, en het is meteen anders’ gaat ook in dit geval weer op. Of, zoals De Saint-Exupéry zelf op een andere plek constateert: ‘Het leven wint altijd van formules.’ En nog weer verderop: ‘Vrede is het lezen van een gedicht. Wat er achter het alledaagse zit, als alles zijn eigen betekenis en plek heeft. Als alles deel uitmaakt van iets dat groter is dan zijzelf, zoals voedingsstoffen in de grond als die zich in een boom verenigen. Maar nu is het oorlog.’
Op de drempel van de eeuwigheid
In zijn tijd als oorlogsvlieger vliegt De Saint-Exupéry ‘over de donkere sporen van een trage stroop, die niet stopt met vloeien.’ Hij vervolgt weer actueler dan ooit gezien de huidige wereldsituatie: ‘Een besmettelijke krankzinnigheid stuurt deze uittocht. Want waar gaan al die zwervers heen? Ze gaan op weg naar het zuiden alsof er daar bedden zijn en eten is en alsof er daar vrienden zijn die hen kunnen ontvangen. (…) Ze trekken naar fata morgana’s want zodra een karavaan bij een oase aankomt, houdt die op een oase te zijn. (…) De vijand trekt sneller op dan deze uittocht. Hier en daar halen pantserwagens de stroom in, die komt dan tot stilstand en begint terug te vloeien. (…) Het gaat om niets meer dan een oneindige kudde die doodop voor het slachthuis staat. Zijn ze met vijf of met tienmiljoen het asfalt op gestuurd? Er staat een heel volk, dodelijk vermoeid en vol zorgen, op de drempel van de eeuwigheid. (…) Ze stikken als vissen op het droge.’
Offervluchten
Als oorlogsvlieger kan hij niet om de vraag heen wat een nederlaag is en wat een overwinning. Uit zijn antwoord blijkt ook nu weer dat het steeds weer anders is, dat het leven formules verslaat: ‘Er zijn overwinningen die mensen verheffen en overwinningen die mensen onteren. Nederlagen die de dood brengen en nederlagen die wakker schudden. Niet de omstandigheden maar de daden die daaruit voortkomen bepalen het leven.’ Als ‘een opgeofferde bemanning’ ziet hij zichzelf en wapenrichter Dutertre als zij door commandant Alias worden ingedeeld voor een verkenningsvlucht. ‘Ze zullen ons kwijtraken zoals je bagage kwijtraakt op een station als aansluitingen in de war lopen.’ (…) ‘De leiding… de leiding… laat ze zelf opvliegen met hun offervluchten… die legerleiding.’ En stilstaand bij de dood, zijn mogelijk eigen dood: ‘Je sterft voor een thuis. Niet voor muren of bezittingen. (…) Je sterft voor een volk. Niet voor een mensenmassa. Je sterft uit liefde voor de mensheid als deze de sleutel is naar een samenleving, een gemeenschap. Je sterft alleen voor datgene waarvoor je wil en kan leven.’ Als eenmaal een formatie jagers als een bliksemschicht afkomt op het verkennersvliegtuig van De Saint-Exupéry en Dutertre, vergelijkt hij hen met een muis onder een roofvogel. ‘De muis denkt dat ze nog leeft. Ze scharrelt wat rond in het graan. Maar ze is allang de gevangene van het netvlies van de sperwer, en ze zit daar al noodlottiger aan vastgekleefd dan als ze in de lijm was gevallen. De sperwer zal haar niet meer loslaten.’

Je bent de redding
Terwijl De Saint-Exupéry zich aankleedde voor de offervlucht vroeg hij zich af hoe zijn laatste momenten eruit zouden zien. ‘Altijd heeft mijn leven eerdere ideeën die ik daarover had weggevaagd. (…) De mens houdt zich zo lang met zijn lichaam bezig! Het wordt zorgvuldig gekleed, gewassen, verzorgd, geschoren, te drinken en te eten gegeven. Je zou bijna denken dat je je eigen huisdier bent (…) Er wordt mee gehuild. Er wordt mee gevreeën. Er wordt “dit ben ik” over gezegd. En nu blijft er ineens niets meer van over. Wat maakt het lichaam nu nog uit? (…) Is je zoon nog in dat brandende huis? Je gaat hem redden! Ze kunnen je niet meer tegenhouden. (…) Je bent de redding van je zoon. Je moet iets gaan inruilen en je hebt niet het gevoel dat je bij die ruil gaat verliezen. Je ledematen? Gereedschap. Wat kan het gereedschap schelen als je het gebruikt om een diamant te slijpen?’ Een eenmaal hoog in de lucht stelt hij: ‘Natuurlijk vind ik niets belangrijker dan mijn lichaam als het leven makkelijk is en ikzelf niet op het spel sta. Je kunt me echter nu niets meer schelen, lichaam van me! (…) Zo goed en zo kwaad als het ging heb ik het met moeite naar deze plek hier in de lucht omhoog getild – om er dan achter te komen dat het geen betekenis meer heeft. (…) Wie denkt er aan zichzelf als hij doodgaat? De mens is een knooppunt van relaties. Alleen die relaties tellen voor hem nog.’

Onmogelijk vol te houden
Met al die filosofische beschouwingen laat het zich raden dat de bundeling van de grote romans die De Saint-Exupéry schreef en waarvan de afzonderlijke titels in de periode tussen 1929 en 1949 voor het eerst het daglicht zagen, zich niet in een paar uurtjes laat lezen. Hoewel de meeste hiervan zeer lezenswaardig zijn, kan deze dikke pil voor mensen die vooral over luchtvaartervaringen willen lezen toch wel gaan uitpakken als een enigszins bittere pil. Dat kan nog meer gaan gelden op momenten dat de piloot God erbij haalt. Veel metaforen die de vlieger gebruikt zijn echter beeldschoon. Zoals deze: ‘Op de grond kunnen ze ons herkennen aan de witte, parelachtige draden die een vliegtuig op grote hoogte achter zich aansleept als een bruidssluier.’ Of deze parel: ‘Je moet niet denken dat je als je een eik plant in korte tijd onder zijn bladerdak zal kunnen zitten.’ Wat hoe dan ook zeker is, is dat degene die stelt dat er in de wereld van de luchtvaart nauwelijks iets is veranderd, deze redenering onmogelijk kan blijven volhouden na lezing van dit boekwerk. Storend zijn de regelmatig terugkerende schrijffouten, die nog meer verbazen bij vergelijking met eerdere separate uitgaven. De keus voor de titel van het geheel – erg saai en ten onrechte de indruk wekkend dat er geen andere grote romans zouden zijn – roept herinneringen op aan een geziene middelbare schoolopdracht voor een boekbespreking: bedenk drie andere titels voor dit boek. Het voorwoord dat André Gide schreef betreft enkel de roman Nachtvucht, voor De grote romansklom Erik van Muiswinkel in de pen van wiens hand eerder Uit de lucht gevallen verscheen.

DE GROTE ROMANS
Postvlucht naar Dakar | Nachtvlucht | Wind, zand en sterren | Oorlogsvlieger
Antoine de Saint-Exupéry
Hardcover | 476 pagina’s
ISBN 9789061007647 | Uitgeverij Ad.Donker
2024 | € 39,90