De Dutch Caribbean Cooperation of Airports (DCCA) verlaagt per januari 2025 de zogenaamde Passenger Facility Charge (PFC), ook wel bekend als luchthavenbelasting, naar vijftien dollar per passagier voor vluchten binnen de Antillen.
De luchthavenbelasting voor vluchten vanaf Curaçao naar andere Antilliaanse eilanden is op dit moment vergelijkbaar met die in Nederland en ligt rond de dertig dollar. Een dermate verlaging is dan ook goed nieuws voor de reiziger. De passagier ziet het namelijk direct terug in de kaartprijzen van de luchtvaartmaatschappijen die vliegen tussen de eilanden, zoals Divi Divi Air, Z-air en Winair. De verlaging van de prijzen past bij het plan van de DCCA om regionale verbindingen te versterken en economische groei te stimuleren.
Curaçao en Bonaire voeren de verlaging als eerst in vanaf januari 2025, Aruba volgt een maand later. Op Bonaire heeft men al een lagere luchthavenbelasting maar Flamingo International Airport (BIA) past komende jaren geen verhogingen toe. Later in het jaar, wanneer precies is nog onbekend, voegt Luchthaven Prinses Juliana (SXM) op Sint Maarten zich ook bij het Antilliaanse groepje met verlaagde belastingen. De ontwerpers van het plan verwachten vooral dat de reeds drukke route tussen Aruba en Curaçao ervan profijt heeft. Ook Bonaire-Curaçao heeft baat bij de lagere tarieven.
Groei
Het DCCA-besluit bouwt op een onderzoek dat de stimulans van lagere belastingen voor inter-eilandverkeer aantoonde. Dat onderzoek volgde na een succesvolle proef op Sint Maarten in 2023, waarbij dagtochten naar Saba en Sint Eustatius goedkoper werden door lagere luchthavenbelastingen.
DCCA, dat de zes eilanden in de Nederlandse Antillen vertegenwoordigt, doelt daarbij op een toename van toerisme en een impuls voor lokale ondernemers. Maar ook versterkt financiële verlichting de culturele uitwisseling binnen de regio.‘Luchthavens verbinden onze eilanden en brengen mensen dichter bij elkaar,’ zegt topman Jonny Andersen. ‘Met lagere passagierskosten maken we reizen toegankelijker en ondersteunen we het toerisme en de economie in onze regio.’