‘Jongens wat gaan we doen?’ Dat was de de geijkte vraag, na aankomst in het hotel, tijdens de crew-borrel.
Er was altijd wel iemand die een origineel idee had. Als we een paar dagen tot onze beschikking hadden waren de mogelijkheden legio zoals sightseeën, shoppen, zonnebaden bij het zwembad of op het strand, of onze favoriete sport gaan beoefenen.
Op deze Verre Oosten-reis was de eerste stop in Athene. Op dag 1 waren we met de bus naar het strand van Vouliagmeni gegaan. De volgende dag maakten we een tochtje van een uur met de veerboot vanaf de haven van Pireaus naar het eilandje Aegina.
In Karachi deden we van pure meligheid spelletjes in het zwembad. Zo sprong iemand van de crew met een speciale duikvariant van de plank af en dan moest de rest van de crew die proberen na te doen. De rare bokkensprongen die daar het gevolg van waren verdienden nou niet onmiddellijk de schoonheidsprijs, maar we hadden wel veel lol! De Pakistani wisten niet wat ze zagen en vanwege de bommetjes vluchtten ze snel het water uit! Ook de ‘voetenman’ die de likdoorns met een pijpje uit onze veelgeplaagde tenen en voetzolen kwam zuigen en de waarzegster die je de toekomst kwam voorspellen door je handpalmen te lezen, zorgde voor wat afleiding!
Van de tafeltennistafel werd ook veel gebruik gemaakt en tegen zonsondergang pakten de tennissers onder ons een houten Dunlop Maxply uit hun koffer en gingen in het naar oranje kleurende licht een balletje slaan. Als het avondgebed uit de minaret galmde en één voor één de lichten werden aangestoken, werd het tijd om te gaan douchen en daarna op de galerij een biertje te drinken, tot we daar weggejaagd werden door de gemeen stekende muskieten. Sommigen van ons gingen voor het eten nog snel even naar de overkant om te winkelen in het BOAC Hotel.
Op de volgende stop zaten we in Bangkok na aankomst in de crewbar van Plaswijck met een Singha-biertje, een sateetje of steak-sandwich voor onze neus, de mogelijkheden voor de vrije dag te bespreken.
‘Hé jongens, wie gaat er morgen mee waterskiën?’ Nou, ik niet, want dat had ik nog nooit gedaan. ‘Kom op, joh, het is hartstikke leuk en je leert het zo, er is daar ook een goede leraar aanwezig.’ Na vele uitvluchten van mijn kant liet ik me uiteindelijk overhalen de volgende dag mee te gaan. Met een busje werd ik samen met de rest van de crew naar een snelstromende bruine rivier gereden, waar een speedbootje op ons lag te wachten. Mijn collega’s startten direct op één ski vanaf de aanlegsteiger. Ik wachtte gelaten op de instructies van mijn Thaise leraar. We gingen in het water liggen en ik kreeg twee ski’s aan mijn voeten. Knieën ontspannen houden, kabel vastpakken en vooral niet voorover vallen als de boot wegscheurt.
Eigenlijk ging het zo gek nog niet en het lukte me, na talloze malen in het water te zijn gevallen, soms zelfs kopje onder, een tijdje op de been te blijven. Wat een euforie! Voordat ik het wist surfde ik over de hekgolven heen en weer terug. Ik begon er zowaar een beetje plezier in te krijgen. De enige hinder die ik ondervond was van mijn bikini. Natuurlijk had ik een badpak aan moeten trekken, dan zakt je broekje tenminste niet tot op je enkels als je uit het water wordt gesleurd. Ook moest ik me een keer laten zakken toen het rugbandje van mijn bovenstuk het begaf. De instructeur moest het water in om het weer vast te maken.
Maar goed, ondanks deze perikelen kreeg ik een beetje oog voor wat er allemaal in het water deinde. Grote eilanden met groene planten dreven voorbij en ook een zak die bol stond van de lucht, dacht ik. Bij nadere inspectie bleek het een opgeblazen dode hond te zijn, iehhh… Ik zag de mensen die zich in het smerige water bij de oever wasten en hun tanden ermee poetsten; jongetjes die, net zoals wij in het zwembad van Karachi, bommetjes maakten; allerlei soorten bootjes en vrachtschuiten en van die rare Nederlanders die daar tussendoor skieden.
‘s Avonds in de crewbar begon ik me zorgen te maken over mijn gezondheid, want ik had toch zo nu en dan wel wat water binnen gekregen; als dat maar goed ging ! Een commissie van wijze crewleden wist er wel wat op: ik moest een paar glazen pure jenever drinken, hét adequate paardenmiddel voor de witte mens in de tropen ! Of het geholpen heeft betwijfel ik, want een paar weken later lag ik, meer dood dan levend, met amoebe-dysenterie, in het Bangkok Nursing Home van de Zwitserse dokter Ettinger. De vraag was of ik die misschien had opgelopen door het eten van hapjes afkomstig van de hors d’oeuvres-kar in Beirut, maar het kon evengoed gekomen zijn door de ober in Karachi die ons, met zijn duim in de soep, het bord had voorgezet. Onder zijn nagel had een zwart randje gezeten! Ook het water van de klong in Bangkok van die reis eerder was misschien de druppel geweest, die de emmer had doen overlopen. In mijn geval liep alles over, zowel van boven als van onderen.
Enfin, een dag of tien later, na twintig pillen per dag slikken, ging ik op drie stoelen naar huis (met aan boord mijn eigen toilet). Daarna was ik een week of drie thuis omdat ik nog steeds doodmoe en slapjes was. Uiteindelijk werd ik na een paar testen in het Tropische Instituut genezen verklaard en mocht ik weer gaan vliegen. Maar ik had mijn lesje geleerd. Ten eerste: eet niet van de hors d’oeuvres-kar in Beirut (die is kort daarna sowieso afgeschaft, want ik was niet de enige die in het ziekenhuis was beland). Ten tweede: eet geen soep in Karachi. En tot slot: ga niet waterskiën op de klong in Bangkok!