Na het ongeluk met vlucht 7C-2216 van Jeju Air heeft het Zuid-Koreaanse ministerie van Verkeer een herinspectie uitgevoerd van alle 14 grote luchthavens in het land. Hierbij werden op zeven luchthavens gebreken vastgesteld aan in totaal negen constructies, vergelijkbaar met de muur op de luchthaven van Muan.
Veel vragen over het incident, waarbij 179 mensen om het leven kwamen, blijven onbeantwoord. Het onderzoek wordt bemoeilijkt door onvolledige gegevens uit de zwarte doos; zowel de vluchtgegevensrecorder als de cockpitvoicerecorder missen de laatste vier minuten van de vlucht. Volgens de Korea JoongAng Daily zijn er ook op andere luchthavens vergelijkbare constructies aangetroffen, zoals betonnen sokkels in Gwangju, Yeosu, en Pohang-Gyeongju, evenals grote stalen structuren op de internationale luchthaven van Jeju.
De overheid heeft geëist dat alle noodzakelijke aanpassingen aan deze constructies uiterlijk eind januari worden gestart en tegen het einde van het jaar volledig zijn afgerond.
De muur achter landingsbaan 19 van de luchthaven van Muan speelde een belangrijke rol in de ernst van het ongeluk. Op deze muur waren antennes voor het instrumentlandingssysteem (ILS) bevestigd. De Boeing 737-800 botste tijdens de crash met hoge snelheid tegen deze muur nadat het toestel was uitgegleden, in brand vloog en verongelukte.
Volgens de richtlijnen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) moeten constructies binnen 300 meter van een landingsbaan licht geconstrueerd en zo laag mogelijk zijn, zodat ze bij een botsing minimale schade veroorzaken. Dit wordt bereikt door lichtere, vervormbare materialen te gebruiken, een principe dat bekend staat als ‘frangibility.’ Op de luchthaven van Muan werd hier echter niet aan voldaan.
De inspecties, uitgevoerd tussen 2 en 8 januari, brachten soortgelijke constructies met harde materialen aan het licht op zeven luchthavens. Deze materialen, zoals beton, kunnen de schade bij een botsing met een vliegtuig aanzienlijk vergroten.