Luchtvaartmaatschappijen en Schiphol mogen zich van de rechter mengen zich in rechtszaak over geluidsoverlast rond de luchthaven tegen de staat. Volgens de rechter zijn ze bewezen belanghebbend.
Luchtvaartmaatschappijen en Schiphol zelf mogen hun belangen verdedigen in de rechtszaak over geluidsoverlast rondom de luchthaven. Dat heeft de rechter bepaald in een tussenvonnis. KLM, Martinair, TUI, Corendon en de internationale luchtvaartorganisatie IATA sluiten zich aan bij het hoger beroep dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) namens de staat heeft ingesteld tegen een eerder vonnis over geluidshinder.
De rechtszaak werd aangespannen door de Stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (RBV). De groep omwonenden achter deze stichting wist vorig jaar via de rechter af te dwingen dat er binnen een jaar maatregelen moesten worden genomen tegen de geluidsoverlast van Schiphol. Het ministerie ging daarop in beroep, en nu heeft de rechter besloten dat ook de luchtvaartmaatschappijen zich in de zaak mogen mengen.
Volgens de rechtbank hebben de maatschappijen direct belang bij de uitkomst, omdat eventuele beperkingen in het aantal vluchten hun bedrijfsvoering raken. Daarom krijgen ze de kans om zich in de zaak te mengen, mits hun argumenten zich richten op de benadeling van hun positie. De rechter stelt dat dit efficiënter is, omdat anders mogelijk meerdere afzonderlijke procedures zouden ontstaan.
Meerdere procedures tegen Schiphol
De zaak van RBV is niet de enige juridische procedure waarin Schiphol centraal staat. Er loopt ook een rechtszaak over de natuurvergunning van de luchthaven. Deze draait om de belasting van de natuur door uitstoot, met name stikstof. In beide zaken is het doel van de eisers om de luchthaven in te perken, zij het met verschillende argumenten: geluidsoverlast en milieuschade.