Op 29 december crashte Jeju Air-vlucht 2216 op Muan International Airport. Uit onderzoek blijkt nu dat de luchthaven herhaaldelijk werd gewaarschuwd voor een dergelijk incident.
Een van de piloten meldde tijdens de nadering van het vliegveld een vogelaanvaring. De Boeing 737 maakte een buiklanding en botste tegen een betonnen muur. Bij het ongeluk kwamen 179 mensen van de 181 inzittenden om het leven. Slechts tien dagen voor het incident werd Muan Airport nog gewaarschuwd voor birdstrikes. De luchthaven gaf toen aan dat er niet genoeg mensen en materieel beschikbaar waren om vogels te verjagen. Volgens een van de aanwezigen deed het vliegveld ‘hun best’.
De definitieve oorzaak van de crash is nog niet vastgesteld, al lijkt de vogelaanvaring de boosdoener te zijn geweest. In januari troffen onderzoekers vogelveren en bloed aan in beide motoren van het Jeju Air-toestel. Die bleken afkomstig van de Baikal taling, een trekvogel die in de winter in grote groepen in Zuid-Korea voorkomt. Het gebied waarin Muan Airport ligt is rijk aan vogelsoorten en omgeven door vogelhabitats. De risico’s op birdstrikes waren dan ook al lang bij de luchthaven bekend. Het vliegveld zou verder regelmatig niet aan nationale en internationale regelgeving voldoen. Zo was op de dag van de crash slechts één vogelverjager actief, in plaats van de vereiste twee.
Na de crash kondigde het land maatregelen aan om de vliegveiligheid te verbeteren en het risico op birdstrikes te verminderen. Er is omgerekend 171 miljoen euro toegezegd om nieuwe vogelradars en waarschuwingssystemen op luchthavens te installeren.
Bijna nooit zonder slachtoffers
Hoewel botsingen met vogels die beide motoren treffen zeldzaam zijn in de luchtvaart, zijn er gevallen waarin piloten dergelijke situaties zonder dodelijke slachtoffers hebben afgehandeld. Voorbeelden hiervan zijn het ‘Miracle on the Hudson’ in 2009 en een landing in een maïsveld in Rusland in 2019. Helaas verliep het in Zuid-Korea anders, met tragische gevolgen